Kevin Kölsch en Dennis Widmyer, de regisseurs van Pet Sematary', zijn naar eigen zeggen gigantische fans van het rijke oeuvre van de Master of Horror. Toen ze de kans kregen om hun tanden te zetten in een van Kings meest notoire boeken, lieten ze die niet liggen. Pet Sematary' gaat tenslotte over lijden, dood, rouw en aftakeling, donkere thema's die ons allemaal nauw aan het hart liggen.
Met welk boek heb je Stephen King ontdekt?
Dennis Widmyer: «Ik ben niet begonnen met een van de bekende titels, zoals Carrie' of The Shining' of It'. Of zelfs Pet Sematary'. Mijn eerste King-roman was The Gunslinger', het eerste deel van de Dark Tower'-reeks. Ik denk dat ik een jaar of elf was. Om een of andere reden had mijn moeder het gekocht als lectuur voor op het strand. (lacht) Ik moet toegeven dat ik het niet helemaal begreep toen ik het las, want de Dark Tower'-verhalen zijn anders dan wat King normaal schrijft. Abstracter. Maar ik werd opgeslorpt door zijn vertelstijl en ben daarna alles van hem beginnen te lezen. Pet Sematary' was een van de eerste boeken die ik daarna ontdekt heb.»
Kevin Kölsch: «Ik weet het niet meer zeker, maar ik denk dat The Talisman' de eerste was. Ik had ook meteen de smaak te pakken en heb vervolgens heel snel allerlei andere gelezen.»
Wat maakt van Pet Sematary' een bijzonder boek?
Kölsch: «De thema's. Het gaat over hoe we omgaan met de dood, en dat is een van de meest universele onderwerpen die ik me kan voorstellen. Vroeg of laat krijgen we er allemaal mee te maken.»
Wat is de grote uitdaging als je een roman van Stephen King wil verfilmen?
Widmyer: «Zijn reputatie. Stephen King werpt een grote schaduw over het horrorgenre en heeft een gigantische fanbase. Je moet er dus voor zorgen dat de fans voelen dat je de originele roman alle eer wil bewijzen. En je wil dat King jouw film ook goedkeurt, want hij zegt wat hij denkt en hij heeft enorm veel volgers op Twitter. Tegelijk moet je proberen om iets nieuws te doen met jouw film, om hem relevant te maken voor een hedendaags publiek. Zeker als je niet de eerste bent die een bepaald boek verfilmt, zoals in het geval van Pet Sematary'.»
Die eerste verfilming door Mary Lambert is geliefd. Wat wilden jullie anders aanpakken?
Widmyer: «We hebben vooral veel nagedacht over de toon van de film. We wilden in de eerste plaats een realistische en geloofwaardige film. Als toeschouwer lach je occasioneel wel, maar het is ongemakkelijk en nerveus. Alle acteurs zijn er honderd procent voor gegaan, ook al gaat het om bovennatuurlijke situaties. Pet Sematary' ligt in de lijn van Hereditary', een krachtige blik op rouw en wat dat doet met een mens. We hebben ook hier en daar een likje computereffecten aan de film toegevoegd om de sfeer te verhogen. Ik denk bijvoorbeeld aan de scène waar ze de kat gaan begraven op de oeroude begraafplaats diep in het bos. Alles wat zich voorbij de barrière van takken afspeelt, hebben we in een studio gedraaid. Op die manier konden we alles veel groter en indrukwekkender maken.»
Jullie leggen sterk de nadruk op rituelen en mythes. Waarom is dat?
Kölsch: «We houden van folklore en stadslegendes en mythologie. Het zijn rijke verhalen die nog diepte toevoegen aan de film. We wilden er zeker geen monsterfilm van maken en daarom tonen we niets van die mythologische kant expliciet. Het gaat meer om wat je hoort. Dat zet je verbeelding in gang, waardoor je denkt dat er misschien echt zo'n Wendigo-wezen rondwaart in die bossen.»
Ik wil vooral niets verklappen over het nieuwe einde dat jullie verzonnen hebben, maar hoe zijn jullie op dat idee gekomen?
Widmyer: «We wilden een triest en tragisch einde. Het gaat over aanvaarding. Zolang de personages de situatie aanvaarden, is er geen probleem. Maar als ze zich verzetten, gaat het fout. Dat geldt eigenlijk voor de hele film. Als het hoofdpersonage de dood had aanvaard, hoe pijnlijk het ook is, dan had hij zichzelf en zijn omgeving een hoop onheil bespaard.»
Uiteindelijk heeft Pet Sematary' wel een happy end, al is het niet wat je zou verwachten.
Widmyer: «Dat klopt! Eigenlijk hebben we een familiefilm gemaakt.» (lacht)
Ruben Nollet