De ondersteuning op basis van het M-decreet zorgt voor een onevenwicht in de toegekende omkadering, wat leidt tot een ongelijke behandeling tussen leerlingen, tussen scholen en tussen ondersteuningsnetwerken. Dat concludeert een commissie onder leiding van de Antwerpse professor Elke Struyf, die het huidige ondersteuningsmodel tegen het licht hield. De jongste Vlaamse regering besloot in haar regeerakkoord om een nieuw model uit te werken. Behalve academici zetelen in de commissie ook ervaringsdeskundigen uit het onderwijsveld en vertegenwoordigers van onder meer het Kinderrechtencommissariaat, Unia en het Steunpunt voor Inclusie. Zij beginnen hun conclusie met lof voor wat het onderwijsveld in korte tijd heeft gerealiseerd. Daarna wijzen ze op een hele reeks pijnpunten
Zo komen de middelen niet altijd rechtstreeks bij de ondersteuningsteams terecht, argumenteren ze. Daardoor is het niet mogelijk een autonoom personeelsbeleid te voeren. De prestaties van de ondersteuners wijken af van hun werkelijke jobinhoud.
Het was de bedoeling om scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs gelijkwaardig samen te brengen in ondersteuningsnetwerken. In de wijze waarop die vorm kregen, is te zien dat de band met scholen voor buitengewoon onderwijs inhoudelijk niet altijd wordt gelegd, stellen de onderzoekers.
In 2021 moet het M-decreet worden vervangen door een nieuw Begeleidingsdecreet. Onderwijsminister Ben Weyts wil daarin naar eigen zeggen "een meer coherente visie, stabiliteit en toekomstperspectief bieden voor de ondersteuners". "Er moet een efficiëntere en netoverschrijdende samenwerking komen tussen de partners. In het nieuwe model moeten de middelen ook maximaal terechtkomen bij de kinderen die het echt nodig hebben."
De commissie-Struyf vraagt om de toekomstige ondersteuning door te denken in een onafhankelijke commissie van gebruikers, academici en andere experten. De commissie biedt ook aan die rol zelf op zich te nemen.
"Nog dit voorjaar gaan we voor de eerste keer naar de Vlaamse regering met een conceptnota waarin staat hoe we dat zien", antwoordt Weyts.
bron: Belga