Witloof of 'Brussels lof' een 19de eeuwse creatie. Hoe witloof precies ontstaan is, is niet helemaal zeker. De meest aannemelijke hypothese schrijft de ontdekking toe aan François Breziers, de toenmalige hoofdtuinier van de botanische tuin in Sint-Joost-ten Node. Via veredeling en kruising zou hij rond 1840 het Brusselse witloof zoals we dat nu kennen geteeld hebben.
Witloofdriehoek
Door de groeiende vraag en de snelle verstedelijking moesten de landbouwers gronden buiten Brussel zoeken, zoals in Schaarbeek, Evere en Haren. Uiteindelijk breidde deze erg specifieke teelt zich uit tot het gebied Brussel-Mechelen-Leuven, dat kort nadien de bijnaam "witloofdriehoek" zou krijgen.
Door de grote verstedelijking is de professionele teelt van grondwitloof momenteel zo goed als volledig verdwenen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Maar volgens Arnout Vandamme van de organisatie Witloof in de stad/Chicon en ville zijn er nog wel actieve amateurtelers. "Sommigen telen nog grondwitloof als vanouds met een deklaag op het veld. Daarnaast mag men het aantal hobbytelers niet onderschatten die thuis witloofwortelen forceren in bakken", zegt Vandamme. "Met de golf aan urban farming-projecten hoop ik stiekem dat we in de volgende jaren opnieuw een initiatief zien om witloof professioneel te forceren in één van de vele leegstaande kelders in Brussel. Dat moet kunnen; het witloof dat terugkeert naar de bron."
Op vraag van verschillende verenigingen is witloof nu alvast opgenomen op de Brusselse erfgoedlijst. Volgens Brussels minister Pascal Smet gaat het ook om meer dan een symbolische erkenning. "De wiltloofcultuur vervoegt nu het mooie lijstje met de de frietkotcultuur, de biercultuur en de speculoostraditie en zo positioneren we Brussel internationaal nog meer als culinaire hoofdstad", aldus Smet.