Als je dacht dat jointjes iets van de laatste decennia waren, zit je goed mis. Ook onze voorouders genoten ervan om zo nu en dan high te worden. Dat wordt nog maar eens aangetoond door een nieuwe archeologische ontdekking in China.
Cannabisresten
Chinese, Duitse en Australische archeologen deden een interessante ontdekking in het Pamir-gebergte, in het grensgebied van China en Tadzjikistan. In de 2.500 jaar oude Jirzankal-begraafplaats ontdekten ze namelijk cannabisresten. De wetenschappers doen hun relaas in het wetenschappelijk magazine Science Advances. De cannabis werd gevonden in zogenaamde rookpotten en bevatte meer tetrahydrocannabinol dan gebruikelijk. Dat is het actieve bestanddeel in cannabis dat zorgt voor de kenmerkende high. De archeologen gaan er daarom van uit dat de cannabis speciaal gekweekt en bewerkt werd om het effect te verhogen.
De Chinezen gebruikten de wiet 2.500 jaar geleden waarschijnlijk niet voor recreatief gebruik. Zoals gezegd werden de resten aangetroffen op een begraafplaats, wat er volgens de wetenschappers op wijst dat wiet gebruikt werd tijdens het begrafenisritueel. In die riten speelden ook vuur en muziek een grote rol. Omdat er ook menselijke botten met snijsporen gevonden werden, menen de archeologen dat er tevens mensenoffers werden gebracht.
Herodotus
De ontdekking bevestigt het eerdere vermoeden dat er in Azië reeds vroeg cannabis werd gebruikt. De Griekse schrijver Herodotus schreef immers dat de nomadische Scythen, die grote delen van het huidige Siberië tot Oost-Europa in hun macht hadden, stenen verhitten om cannabisrook te inhaleren. Die rook deed hen volgens hem "uitgelaten roepen". Tot nog toe was er geen archeologisch bewijs dat het schrijven van Herodotus bevestigde, maar dat is nu dus wel het geval.