Het absenteïsme van de werknemers in de Belgische privésector lijkt een plafond bereikt te hebben. In vergelijking met vorig jaar bleef het lange en middellange ziektepercentage in de eerste helft van 2019 op vrijwel hetzelfde niveau. Het aantal korte afwezigheden steeg evenmin. Dat blijkt uit cijfers van meer dan 25.000 werkgevers en 200.000 werknemers die hr-dienstverlener Securex onderzocht. Op een gemiddelde werkdag waren in de eerste jaarhelft iets meer dan 7 op de 100 werknemers afwezig door ziekte of privéongeval. Tussen 2008 en 2017 kende het langdurig absenteïsme elk jaar een significante stijging, maar die stijging stopte in 2018. Diezelfde tendens zet zich voor in de eerste helft van dit jaar. Het ziektepercentage voor een duur van minder dan 1 maand lag in de eerste zes maanden op 2,33 procent, tegenover 2,35 een jaar eerder. Voor het middellang absenteïsme, van 1 maand tot 1 jaar, gaat het om een kleine stijging, van 1,98 naar 2,04 procent. Voor het lange absenteïsme, langer dan 1 jaar, is de stijging nog beperkter (van 2,92 naar 2,95 procent). De stijging (en daling) is echter niet significant, wat betekent dat ze mogelijk het gevolg is van toeval.
Securex gaf eerder al aan dat de stagnering onder meer te maken kan hebben met de vertragende vergrijzing bij werknemers, een stijgend besef van het belang van mentale gezondheid en een mogelijk succes van de re-integratiewet. Er is nog verder onderzoek nodig om te evalueren of de stagnering in 2019 ook het resultaat is van onder meer de re-integratiewet, aldus Securex.
Voor zijn onderzoek baseert Securex zich op bedrijven tot 1.000 werknemers.
bron: Belga