Tussen 2014 en 2018 is in alle Vlaamse provincies het aantal controles op de geschiktheid van woningen afgenomen. Vooral in de dertien centrumsteden (-20 procent) en in de provincies Limburg (-25 procent) en Oost-Vlaanderen (-23 procent) was de daling uitgesproken. Dat blijkt uit cijfers van minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) die opgevraagd werden door Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem (Open Vld). Controles van de kwaliteit van woningen gebeuren in opdracht van de burgemeester of van het agentschap Wonen Vlaanderen. Zo'n onderzoek gebeurt bijvoorbeeld naar aanleiding van een aanvraag voor huursubsidie of in een procedure tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring. De aanwezigheid van rookmelders is sinds 1 januari een van de verplichtingen waaraan woningen moeten voldoen.
Uit de cijfers die Van Volcem opvroeg blijkt dat het aantal controles tussen 2014 en 2018 daalde. Dat geldt voor elke provincie, met Limburg als uitschieter (-25 procent). Volgens Van Volcem is dat een betreurenswaardige evolutie. "Ik verwacht dat men meer controles op de bewoonbaarheid van woonsten uitvoert, niet minder. Want wanneer de kans op controle niet hoog genoeg ligt, zullen verhuurders of eigenaars niet de moeite nemen hun woning in regel te stellen."
Het valt Van Volcem ook op dat in 2014 29 procent van de gecontroleerde woonsten ongeschikt werd verklaard, terwijl dit in 2018 opgelopen was tot 37 procent. In Oost-Vlaanderen bijvoorbeeld, was er een stijging van 19,8 procent (684 op 3.453) naar 36,9 procent (978 op 2.649). "Wanneer bij een lager aantal gecontroleerde woningen even veel woonsten in gebreke blijven als daarvoor, weten we dat er iets aan schort", besluit Van Volcem. "Veel mensen verblijven in erbarmelijke omstandigheden, vooral in centrumsteden. Daar moeten we paal en perk aan stellen. En dat kan alleen maar door de druk op vooral huisjesmelkers via controles te blijven opvoeren. Laat ons daar dan ook blijvend op inzetten als sluitstuk van ons Vlaams woonbeleid."
bron: Belga