Rusland heeft ongeveer 300 militaire politieagenten uit Tsjetsjenië naar Syrië gebracht. De eenheden moeten helpen de gewapende Koerden ongeveer 30 kilometer van de grens tussen Turkije en Syrië terug te dringen. Dat heeft het Russische ministerie van Defensie vandaag in Moskou bekendgemaakt. Rusland bracht ook meer dan 20 pantservoertuigen uit het zuiden van het land naar Syrië. Volgens het ministerie moeten de legerpatrouilles de veiligheid van de bevolking in het noorden van Syrië verzekeren en de orde herstellen. Ze moeten er "speciale operaties uitvoeren", klinkt het.
De troepen komen in de 30 kilometer brede zone aan de Syrisch-Turkse grens, die bepaald is door het akkoord tussen Turkije en Rusland over de terugtrekking van de Koerdische milities.
Sinds de Russische militaire interventie om de Syrische president Bashar al-Assad te steunen in 2015, zijn troepen uit Tsjetsjenië al meermaals ingezet, zoals bij de belegering van Aleppo in 2016.
De Tsjetsjeense leider Ramzan Kadyrov verzekerde in oktober dat de meerderheid van de Russische militaire agenten die in Syrië patrouilleren, van Tsjetsjeense afkomst zijn. "De uitgeputte Syrische bevolking is onze militaire politie erkentelijk", aldus de vertrouweling van de Russische president Vladimir Poetin, tijdens een reis in Saoedi-Arabië.
Tsjetsjenië, een Russische republiek in de Kaukasus, maakte in de jaren 90 en het begin van de 21ste eeuw twee oorlogen mee tussen Moskou en een separatistische rebellie. Enkele honderden Tsjetsjenen en hun gezinnen voegden zich bij de jihadistische groep Islamitische Staat (IS) in Syrië.
Bron: Belga