De Indian summer is als een vrouw. Rijp, hartstochtelijk maar grillig gaat ze haar eigen gang, zodat niemand zeker weet of ze wel komt en hoelang ze dan blijft. In het noorden van New England steekt de Indian summer vaak een hand met roodgelakte nagels op en houdt de winter nog even tegen. Ze brengt de laatste warme dagen mee, een onontgonnen seizoen dat nog even standhoudt totdat de winter, bewapend met ijs en uitgerust met kale takken en hardbevroren grond, het in bezit neemt.
Wie al oud is, wiens jeugd door de bijtende winterse winden is verschrompeld, weet spijtig genoeg dat de Indian summer maar schijn is, en nuchter en cynisch moet worden verwelkomd. Maar de jongeren zien verlangend naar haar uit en zoeken gretig de sombere najaarshemel af naar tekenen die erop wijzen dat het wonder van de nazomer zich ook dit jaar weer zal voltrekken. En soms slaan zelfs de oude mensen, die toch beter moesten weten, hun vermoeide, winterse ogen op naar de hemel, om net als de hoopvolle jongeren te speuren naar de eerste symptomen van het vluchtige, milde seizoen.
Vroeg in oktober kwam de Indian summer eens in het stadje Peyton Place. Als een lachende, bekoorlijke vrouw spreidde de nazomer zich uit over het hele landschap en maakte alles zo mooi dat het pijn deed aan de ogen.
De laaghangende lucht was egaal blauw. De esdoorns, de eiken en de essen praalden in het ongewoon felle licht met donkerrode, bruine en gele tinten. De coniferen stonden als misprijzende oude mannetjes op de heuvels die Peyton Place omringden en verspreidden een groengeel licht. Op de wegen en de trottoirs van het stadje lagen dorre bladeren die zo vrolijk ritselden en zulke zoete geuren uitwasemden als erop werd getrapt dat alleen stokoude mensen die erover liepen aan dood en bederf dachten.
Het stadje lag stil in de zomerse gloed van de najaarszon. Op Elm Street, de hoofdstraat van Peyton Place, bewoog niets. De winkeliers hadden de zonneschermen voor hun etalages neergelaten en berustten erin dat er zo weinig klanten waren. Ze trokken zich in hun achterkamer terug, waar ze afwisselend een dutje deden, de Peyton Place Times inkeken en luisterden naar het verslag van een honkbalwedstrijd op de radio.
Wie in oostelijke richting door Elm Street liep, kon voorbij de zes huizenblokken waarin de winkels en bedrijven van Peyton Place waren gevestigd, de toren van de protestantse kerk zien. De spits verhief zich boven de omringende boomkruinen en stak verblindend wit af tegen de blauwe lucht. In het westen werd het centrum ook afgesloten door een gebouw met een toren. Dit was de katholieke St. Jozefkerk met een spits die nog imposanter was dan die van de protestantse, want deze toren was versierd met een verguld kruis.
Seth Buswell, de eigenaar en hoofdredacteur van de Peyton Place Times had eens nogal dichterlijk geschreven dat de kerken de stad als twee gigantische boekensteunen schraagden en omvatten, maar deze opmerking had in het stadje heel wat aanstoot gegeven. Er waren niet veel katholieken die wat voelden voor samenwerking met de protestanten, terwijl de protestantse gemeenteleden er al even weinig op gesteld waren in één adem te worden genoemd met de paapse afgodendienaren. Als er dan al denkbeeldige boekensteunen in Peyton Place waren, dan zouden ze toch zeker van dezelfde gezindte zijn.
Seth had gelachen om de debatten die er die week overal in de stad te horen waren geweest en had de twee kerken in de volgende editie van zijn krant vergeleken met hoge bergen, die het zakenleven in het vredige dal beschermden. Zowel de katholieken als de protestanten hadden dit tweede artikel zorgvuldig doorgelezen om te zien of ze er ook maar een spoortje sarcasme of lichtzinnigheid in konden ontdekken, maar ten slotte had iedereen de vergelijking aanvaard, waar Seth nog harder om had moeten lachen.
Dokter Matthew Swain, Seths beste vriend en oudste geestverwant, had gegromd: O, zijn het nu bergen? Vulkanen eerder.'
Ja, en ze spuwen allebei vuur,' had Seth geantwoord en hij schonk hem lachend nog eens in. Maar de dokter lachte niet mee. Er waren drie dingen op de wereld waaraan hij een gloeiende hekel had, zei hij vaak: de dood, geslachtsziekten en georganiseerde godsdienst.
Grace Metalious, Peyton Place, Nieuw Amsterdam, 448 p., 19,99 euro