Voorgeproefd: Met open armen

Voorgeproefd: Met open armen

Het heeft iets van een groteske carnavalsstoet, zoals ze de stilte van dit oord komt binnenvallen met twee woedend krijsende kinderen en bovendien een man die voortdurend zegt hoe vreselijk hij het hier vindt. Meredith heeft het gevoel dat zijn ongenoegen het hele verzorgingstehuis doorstraalt: nog maar net binnen en nu al popelend om weer weg te gaan.

‘Ik begrijp echt niet wat we hier komen doen,' zegt hij, die man die naar het schijnt alles weet, die begrijpt wat het heelal bij elkaar houdt, maar die geen benul heeft van de band tussen Meredith en haar moeder.

‘Soms begrijpt ze het nog wel,' is Merediths enige antwoord. Ze zigzaggen hun weg door de conversatiezaal, waar elke staopstoel resten van een leven bevat, en vinden haar moeder bij de schuiframen aan de andere kant van de zaal.

Ze mompelt iets over worteltjes als Meredith zich voorover buigt om haar te kussen; de kinderen en hun vader op veilige afstand als gruwelende toeschouwers op het slagveld van de ouderdom.

‘Gefeliciteerd met je verjaardag, mama.'

Het mompelen houdt aan, als een machine die niet meer doet wat hij moet doen maar waarvan de onderdelen tenminste nog bewegen. Meredith luistert naar de onsamenhangende monoloog, de zwakke echo's en ruis van een geest die er niet meer is, en het lijkt haar nu logisch dat er steeds minder mensen op bezoek komen, omdat er steeds minder van haar moeder te bezoeken valt.

‘Is dat opa?' vraagt Luke en hij wijst naar een van de bewoners, een oude man wiens ogen strak op de hemel zijn gericht.

‘Nee, lieverd,' antwoordt Meredith, die bij voorbaat droevig wordt van de woorden die zullen volgen. ‘Opa is lang geleden gestorven.' De woorden gaan verpakt in een pijn die ze nog steeds niet kan begrijpen: een man die ze nooit heeft ontmoet; een lichaamsdeel dat ze nooit had maar nog altijd mist.

Ze wil zichzelf afleiden en kijkt naar de potplanten op een van de tafels langs de muur. ‘Ze zien er nogal zielig uit, vind je niet? Als ik eraan had gedacht, had ik er een paar meegenomen.'

‘Allemachtig,' zegt haar man, Alastair. ‘Is het niet genoeg dat je een echtgenoot, twee kinderen en een taart meebrengt? Wil je soms ook dat we wat meubeltjes voor ze kopen?'

‘Ik hou gewoon van planten, dat weet je.'

‘En of ik dat weet,' verklaart hij met een hoorbare zucht en zo'n duidelijke afkeuring dat ze niet eens hoeft te kijken of hij met zijn ogen rolt.

De kinderen beginnen pas vrolijk te kijken wanneer de verjaarstaart uit zijn doos wordt gehaald; de aanblik van zacht fondantglazuur doet hun jonge gezichtjes stralen. Zelfs Meredith moet ervan glimlachen: een eetbaar kunstwerk.

‘Mijn god, hoeveel heb je daaraan uitgegeven?' zegt Alastair, zonder een spoortje bewondering in zijn stem.

‘Het is een speciale gelegenheid.' Ze mijdt zijn blik terwijl ze het zegt; ze weet niet eens zeker of ze het meent of alleen maar graag wil dat het waar is. Was haar moeder een ander soort mens geweest, dan hadden ze nu op zijn minst een welbesteed leven kunnen vieren. Nu zijn ze hier echter vanwege... wat? Het zou liefde moeten zijn, maar dat kan niet waar zijn want ze voelt nu geen liefde.

Ze geeft de kinderen een bordje met taart en brengt er ook een naar haar moeder. ‘Kijk eens aan, mama...' Ze schept een vorkje vol en kijkt hoe haar moeder begint te kauwen, op haar gezicht geen spoor van waardering dat dit een behoorlijk dure taart is en niet een jalapeñopeper of een stuk zeep, om maar wat te noemen. ‘Het spijt me dat Jack er niet is. Hij heeft het momenteel heel druk op zijn werk. Maar ik weet zeker dat hij aan je denkt.'

Haar moeder kijkt haar strak aan met haar bleke, blauwe ogen, een vluchtig moment van helderheid. ‘Jack...' zegt ze, en het woord komt er onhandig en tuimelend uit. ‘Altijd zo'n teleurstelling.'

Tom Winter, Met open armen, A.W. Bruna, 288 p., 18,95 euro

Metro schenkt tien exemplaren van dit boek weg via onze wedstrijdpagina.