De eerste bevinding van het onderzoek, waarvan de resultaten vandaag in het wetenschappelijke tijdschrift Eos staan, is dat we de overgrote meerderheid van dt-fouten maken op homofonen. Dat zijn werkwoorden die hetzelfde klinken, maar verschillend worden geschreven naargelang de grammaticale functie, bijvoorbeeld 'word-wordt' en 'gebeurt-gebeurd'. Veel zijn het er niet: hun aantal bedraagt slechts 5 tot 10% van alle Nederlandse werkwoordsvormen, maar het is die kleine groep die problemen veroorzaakt.
Om achter de mentale processen achter dt-fouten te komen, schotelde de onderzoeksgroep psycholinguistiek van de Universiteit Antwerpen leerlingen van de derde graad middelbaar onderwijs een dictee voor. De studenten moesten in een tekst een aantal ontbrekende woorden invullen. De tijd daarvoor was beperkt, om fouten uit te lokken. Daarnaast manipuleerden de onderzoekers een factor die rechtstreeks met het werkgeheugen in verband staat: het aantal woorden tussen de homofone vorm en het onderwerp.
Wat bleek? In zinnen waar onderwerp en homofoon verder van elkaar stonden, maakten de proefpersonen meer dt-fouten. Oorzaak daarvan is dat hoe verder beide van elkaar verwijderd zijn, hoe tijdrovender dat is voor het werkgeheugen. Een overbelast werkgeheugen is dus een van de redenen voor een dt-fout en meteen het eerste mentale proces dat er ten gronde aan ligt.
De onderzoekers gingen ook na of er een systematiek in de fouten zat en die vonden ze: de proefpersonen hadden een voorkeur voor het homofoon dat het meeste voorkomt. Dit noemen we ook wel homofoondominantie. Omdat bijvoorbeeld 'wordt' vaker voorkomt dan 'word', schreven de leerlingen vaker 'wordt' dan 'word'.
Dt-fouten zijn dus het gevolg van ons beperkt werkgeheugen en homofoondominantie, zegt onderzoeker Dominiek Sandra. Die heeft ook nog een tip om die fouten te vermijden. "Je kan best een tekst achteraf zorgvuldig en traag nalezen. Dan heb je voldoende werkgeheugencapaciteit en krijgt homofoondominantie nauwelijks kans."
Foto Pixabay