De sporen van de verschrikkingen van de Holocaust zijn tot op de dag van vandaag terug te vinden, blijkbaar zelfs tot in de genen van nabestaanden van slachtoffers. Een nieuwe studie ontdekte immers dat de genetische wijzigingen, veroorzaakt door het trauma van de Holocaust, doorgegeven worden van ouders op kinderen.
Voor het onderzoek keek een team van het Mount Sinai Hospital uit New York naar een genetische studie van 32 Joodse mannen en vrouwen die ofwel gevangen zaten in concentratiekampen, ofwel getuige of slachtoffer waren van folteringen, ofwel moesten onderduiken tijdens de Twee Wereldoorlog. De genen van hun kinderen, die blijkbaar gevoeliger zijn voor stressstoornissen, werden ook geanalyseerd en vergeleken met die van Joodse families die buiten Europa leefden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Holocaust-overlevers en hun kinderen vertoonden wijzigingen in het FKBP5-gen, dat verbonden is met hoe mensen omgaan met stress. De wijzigingen hebben geen effect op de werking van het gen, maar wel op wanneer het gen in werking treedt. "Deze verandering in de genen bij de kinderen kan enkel verklaard worden door de effecten van de Holocaust op de ouders", licht Rachel Yehuda, wiens onderzoek recent gepubliceerd werd in Biological Psychiatry, toe.
Het onderzoek is een voorbeeld van epigenetische overerving, een controversieel idee waarbij omgevingsfactoren, zoals roken, voeding en stress een effect hebben op de genen die je doorgeeft aan je kinderen of zelfs kleinkinderen. Eerder werd zo al gevonden dat meisjes die geboren werden tijdens de Nederlandse hongerwinter van 1944-45 een hoger risico lopen op schizofrenie. Een studie uit 2014 toont daarnaast aan dat vaders die voor de pubertijd begonnen met roken zwaardere kinderen hebben dan vaders die pas na de pubertijd roken.
Hoe deze epigenetische veranderingen juist worden doorgegeven is niet duidelijk, aangezien de meeste bij de bevruchting uitgewist worden. Wat wel vaststaat is dat de veranderingen blijkbaar slechts enkele generaties stand houden.