Kinderen van migranten, die zelf in België zijn geboren, hebben door de bank genomen meer kans om aan het werk te zijn dan hun ouders. Maar dat geldt niet voor alle groepen, zo blijkt uit een nieuwe studie van de Nationale Bank en de ULB, waarover De Standaard bericht. België, dat een van de meest multiculturele landen van de Oeso is, presteert zwak als het om tewerkstelling van migranten gaat. In 2017 was 57 procent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd en die buiten België is geboren aan het werk. Dat is bijna 13 procentpunt minder dan gemiddeld.
De studie van de Nationale bank maakt een onderscheid tussen eerste- en tweedegeneratiemigranten. Daaruit blijkt dat de kloof tussen eerstegeneratiemigranten en autochtonen nog een pak groter is (tot 36 procentpunten, afhankelijk van de leeftijdsgroep) dan bij tweedegeneratiemigranten.
Maar niet iedereen maakt dezelfde sprongen op de sociale ladder. Kinderen van immigranten uit een Europees land kunnen de kloof van hun ouders tegenover autochtonen gemiddeld halveren (van 28 tot 14 procentpunt), net als kinderen van immigranten uit Afrikaanse landen, exclusief de Maghreb (van 15 naar 6 procentpunt). Bij kinderen van migranten met wortels in kandidaat-lidstaten van de EU (Albanië, Montenegro, Noord-Macedonië en vooral Turkije) verloopt die inhaalrace veel moeizamer (van 24 tot 17 procentpunt), terwijl migrantenkinderen uit Maghreblanden (Algerije, Libië, Mauritanië, Marokko en Tunesië) zelfs ter plaatse blijven trappelen in vergelijking met hun ouders.
De onderzoekers van de Nationale Bank geven geen verklaring voor de onderlinge verschillen.
bron: Belga