Om in België officieel risico te lopen op armoede of sociale uitsluiting moet iemand geconfronteerd worden met een van de volgende problemen: leven met een inkomen onder de armoederisicodrempel, leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit en leven in een situatie van ernstige materiële ontbering. Telkens heel zware voorwaarden, maar toch komen er dit jaar 2,282 miljoen mensen voor in aanmerking. Dat berekende het Federaal Planbureau. Tegen 2018 zou dat aantal met 4,5% dalen tot 2,232 miljoen.
De cijfers stemmen staatssecretaris van Armoedebestrijding Elke Sleurs (N-VA) niet onverdeeld gelukkig. "Het is geen reden voor een hoerastemming", luidt het. "We hebben nog veel werk voor de boeg, zeker als het gaat over kinderarmoede en armoede bij alleenstaande ouders."
Onhaalbare doelstellingen
In die redenering kan ook het Planbureau zich vinden. Het roept de regering op om het beleid aan te passen, omdat ons land anders de armoededoelstellingen van Europa niet zal halen. Daarvoor moet de risicogroep tegen 2020 dalen tot 1,814 miljoen mensen. De staatssecretaris wijst erop dat de armoedecijfers bij de start van deze regering op hun hoogste peil in jaren stonden. "Deze regering voert daarom een structureel armoedebeleid gericht op jobcreatie en het optrekken van de sociale minima", klinkt het.