Terwijl Clifford Coulthard, een ouderling van het Adnyamathanha-volk, ravijnen aan het opmeten was, moest hij naar het toilet. Hij stapte uit de wagen en vond een plekje om zijn gevoeg te doen nabij een bron. Op diezelfde plaats trof hij ook een kunstwerk uit rotsen aan.
Samen met zijn collega Giles Hamm, doctoraatsstudent en archeoloog aan de La Trobe Universiteit, kamde Coulthard het ravijn uit. Niet veel later vond het paar een stenen schuilplaats met een dak dat zwartgeblakerd was door vuur.
"'Wauw' dachten we, vuur in een schuilplaats. Dat is bewijs van menselijke activiteit", getuigt Hamm aan ABC. Oorspronkelijk dacht de archeoloog dat de vondst ongeveer 5.000 jaar oud was, maar dat idee werd later ontkracht.
Herschreven prehistorie
Negen jaar heeft Hamm samen met het Adnyamathanha-volk archeologische opgravingen uitgevoerd op de site. Meer dan 4.000 artefacten werden er gevonden, sommigen tussen 46.000 en 49.000 jaar oud.
De vondsten zijn erg betekenisvol voor de Australische prehistorie. Voor paleoantropoloog Michael Westaway is de nederzetting het bewijs dat Aboriginals directe afstammelingen zijn van de eerste bewoners op Australië.
Naast beenderen van mensen werden ook botten van erg grote dieren gevonden. "Deze vondst toont aan dat klimaatverandering en niet de mens verantwoordelijk is voor het uitsterven van deze diersoorten. Mensen en dieren leefden ondanks de jacht naast elkaar", stelt biologieprofessor Gavin Prideaux in Nature.
Volgens vinder Clifford Coulthard zijn de Adnyamathanha, een volk van inheemse Australiërs, bijzonder blij en trots op de vondst.