Heel wat Belgische gezinnen breken het hoofd over hoe ze het woon-werkverkeer zullen organiseren. De mogelijkheden zijn dan ook talrijk. Toch kiezen 75% van de pendelaars voor de wagen, blijkt uit cijfers van Test-Aankoop. Iets meer dan de helft beschouwt het zelfs als het belangrijkste vervoersmiddel. Tegelijkertijd is de avondspits in 2016 gemiddeld aangedikt tot 121 kilometer per dag, zo'n 16 kilometer meer dan het jaar voordien, meldt de consumentenorganisatie. Daarom ging het op zoek naar de redenen waarom Belgen nog steeds zo vaak in de auto stappen.
De wagen wordt vaak gekozen omdat het sneller' zou zijn. Dat blijkt niet te kloppen, want op afstanden tot 30 kilometer doen de fiets of het openbaar vervoer er zo goed als even lang over. Een tweede reden is het gebruiksgemak. Veel mensen moeten op weg naar het werk nog tal van taakjes vervullen en daarvoor is de auto wel handig.
Comfortabel, maar duurder
De vierwieler is ook populair omdat het de comfortabele keuze is. Voor tal van pendelaars weegt het genot van zetelverwarming op tegen de verloren tijd in de file. Mensen die denken dat pendelen met de auto goedkoper is, zijn fout. Als ze geen tankkaart en bedrijfswagen hebben, moeten automobilisten tankbeurten en verzekeringen betalen. De auto is ook niet veiliger, in tegenstelling tot wat veel Belgen denken. Het minst aantal dodelijke slachtoffers in het verkeer vallen op het openbaar vervoer.
Test-Aankoop doet zelf vijf voorstellen om het woon-werkverkeer vlotter te laten verlopen. Allereerst vraagt de organisatie de invoering van één abonnement voor trein, tram, bus en metro. Ten tweede pleit het voor een mobiliteitsbudget. Op die manier zou de werknemer zelf kunnen beslissen welk vervoersmiddel het beste past bij zijn of haar traject.
Het derde voorstel is om het pendelfonds naar alle Vlaamse gemeenten uit te breiden. Het fonds, dat duurzaam woon-werkverkeer ondersteunt, subsidieert momenteel enkel bedrijven en organisaties in "filegevoelige" gemeentes. Ten slotte wil Test-Aankoop een betere aaneensluiting van de verschillende lijnen van het openbaar vervoer en vraagt het zich af of de bevoegdheden rond mobiliteit zich op de juist politieke niveau's bevinden.