Willem Wallyn: «Kanker is niet het thema van de film. Daarom komt het weinig aan bod. Ik heb de precieze details van de ziekte en de behandelingen vaag gehouden. De personages weten dat de klok aan het tikken is. Ze hebben nog een paar behandelingen en als die niet aanslaan, is het voorbij. Ik had ook een meer gecompliceerde ziekte kunnen nemen, maar kanker is bekend. Dat hoefde ik niet uit te leggen.»
Heb je research gedaan?
«Niet over kanker, maar wel over praatgroepen. Ik wist dat het juist moest zijn. Ik heb overwogen om zo'n groep bij te wonen, maar de dame van UZ Gent aan wie ik mijn scripts liet nalezen, zei me dat het onkies zou zijn. Ik besefte ook dat het me niets zou opbrengen, want de psychologie van mijn personages is mijn eigen psychologie. Het medisch gedeelte van kanker interesseerde me niet, maar gelukkig zeggen zowel oncologen als therapeuten dat de film zeer authentiek overkomt. Ik ben sowieso tegen veel research omdat het vaak het drama in de weg zit. En drama gaat bij mij voor op de werkelijkheid. Ik ben eerder een schilder dan een fotograaf. Als het schilderij ontroert, mag het perspectief verkeerd zitten.»
Geeft de film een realistisch beeld van een praatgroep?
«Eigenlijk praten mijn personages veel te veel tijdens de sessies. In werkelijkheid gaat het er veel moeizamer aan toe. Het duurt weken voor de mensen zich openen. Bij mij zitten ze vanaf dag 1 te babbelen. Maar dat is cinema. Dat zijn ook de grappige momenten, ook al zeggen ze zware dingen tegen elkaar. In wezen zijn die sessies de speelplaats en vindt het drama daarbuiten plaats. Dat is wel realistisch. Binnen zulke praatgroepen is humor belangrijk. Die mensen lachen heel graag, soms met de meest dwaze dingen. Hoe onhandig dokters zijn met patiënten bijvoorbeeld. Of hoe erg het is dat ze geen parkeerticket kunnen krijgen als ze 4 uur aan de chemo moeten liggen. Dat is hun dagelijkse leven.»
De psychologe in de film heeft 20 jaar niets gedaan met haar diploma. Hoe geloofwaardig is het dat ze dan toch zo'n praatgroep mag leiden?
«Ze is de vrouw van het hoofd van Oncologie. Dat volstaat. Maar zij heeft tenminste wel een diploma. Waar ik zot van word, zijn al die zelfverklaarde psychologen. Ga naar de Boekenbeurs en kijk hoeveel life coaches daar zitten. Ik vind het een echte schande dat daar geen wettelijke regeling over bestaat.»
Je voert een eigenaardig personage op: de Shitman. Hoe moeten we hem interpreteren?
«Hij vertegenwoordigt een ander aspect van kanker: je krijgt het op je doos zonder dat je weet waar je het verdiend hebt. Dat heb ik wel geleerd over de ziekte. Je mag nog zo gezond leven als je wilt, je kunt het in één keer krijgen.»
Heb je de Dood al van dichtbij gezien?
«Ik heb in 2001 mijn moeder verloren. En ik ben heel even dood geweest toen ik 2 jaar oud was. Ik ben toen verdronken in de familievijver en klinisch doodverklaard. Mijn vader heeft me gereanimeerd op de keukentafel. Ik heb een paar dagen in coma gelegen en ben dan wakker geworden. Maar daar weet ik niets meer van. Ik herinner me geen wit licht of tunnel.»
Heb je toen beseft dat je sterfelijk bent?
«Nee, dat was eigenlijk pas een achttal jaar geleden. We zaten in Spanje 's avonds met de familie ijsjes te eten. Mijn zoon, die een jaar of 10 was, dronk zo gulzig dat de banaan die in zijn milkshake zat in zijn keel bleef steken. Ik zag echte doodsangst in zijn ogen. Hij wist dat hij doodging. Freya (Van den Bossche, Wallyns toenmalige partner, nvdr) heeft toen het Heimlichmanoeuvre toegepast en die banaan losgekregen. Op dat moment zijn mijn zoon en ik ons allebei bewust geworden van onze sterfelijkheid. Daarvoor had ik ook wel sterfgevallen meegemaakt, maar pas dan voelde ik het tot in mijn merg. Het is niet meer weggegaan.»
Op welke manier verandert zo'n ervaring je leven?
«Ik heb het besef omarmd en gezegd Goed dat ik dit weet, vanaf nu kan ik echt leven. Daardoor kan ik nu elke breuk en tegenslag aan. Ik weet niet alleen dat het van het ene moment op het andere gedaan kan zijn, maar ook dat het sowieso zal gebeuren. Het is niet theoretisch maar realiteit. En het kan zeer snel gaan. Ik verlies nu veel minder tijd aan dingen. Als ik een boek niet goed vind, lees ik het niet uit. Dat was vroeger ondenkbaar.»
Ruben Nollet