We treffen frontman Luke Pritchard op een zonovergoten terras in hartje Brussel. 's Avonds transformeert deze plek tot een drukbezochte tippelzone, maar op het moment van het interview is daar gelukkig weinig van te merken. Het is rustig op straat en alles gaat z'n gewone gangetje. De intussen 32-jarige Brit gaat naadloos op in het decor, waarin hij zich perfect lijkt thuis te voelen.
«Ik ken Brussel behoorlijk goed», bevestigt de muzikant inderdaad. «België is altijd een belangrijke uitvalsbasis voor ons geweest. Deze stad voelt intussen vertrouwd aan.»
Dat kan niet gezegd worden over dit album, het lijkt een beetje een stijlbreuk met het verleden. Had de groep na drie platen nood aan een frisse wind?
Luke Pritchard: «Een album is altijd een zware bevalling en deze keer hebben we serieus gesukkeld. De eerste drie maanden heb ik me samen met onze producer opgesloten om na te denken over nieuw werk én onze toekomst. Maar toen ik de nieuwe nummers voorstelde aan de groep, was er geen klik. Er was gewoon geen chemie, het werkte niet. Er zat bijgevolg niets anders op dan helemaal opnieuw te beginnen. Misschien is het dat wat je hoort?»
Dit is alleszins geen lichtvoetige en vrijblijvende plaat geworden. Zo komt je gebroken hart herhaaldelijk ter sprake. Naar verluidt heeft je vriendin je laten zitten. Dat soort verhalen verwacht je niet meteen van eenpopulaire frontman.
«(lacht) Nu kan ik het voorval wat relativeren, maar destijds heb ik er serieus van afgezien. Een paar maanden heb ik erg diep gezeten: het was moeilijk voor mij om in de spiegel te kijken. Langzaam maar zeker begon ik echter te beseffen dat ik wellicht nooit écht van mijn ex-vriendin heb gehouden.»
Maar daar kwam je pas achter toen je opnieuw de liefde tegen het lijf liep.
«Klopt. Ik ben ervan overtuigd dat je iemand pas echt kan vergeten wanneer je van een ander gaat houden. Anders blijft die oude liefde altijd ergens in je achterhoofd rondspoken. Dat is ook waar Weight of the world' over gaat: het niet kunnen of willen loslaten van een liefde die eigenlijk voorbij is. Het maken van zo'n nummer is voor mij pure therapie. Toen de plaat klaar was, was ik er weer helemaal bovenop.»
Je verstopt je hartzeer bewust onder een laagje onschuldige ogende vrolijkheid.
«Ja, maar enkel om het evenwicht op de plaat te behouden (lacht). Oprechtheid is één van de belangrijkste criteria om te definiëren of een nummer de geschiedenisboeken zal halen. Gevoelens zijn tijdloos, een muziekgenre is dat niet. Je kan een nummer met een 60s-vibe hebben, maar er bestaat niet zoiets als de eenzaamheid van de jaren 70'. Slechts weinig mensen kunnen zich associëren met een omhooggevallen superster, wel met iemand die op zijn kamer zijn gebroken hart probeert te lijmen met muziek. In mijn songs wil ik die jongen van vlees en bloed blijven, maar daarvoor moet je je dus kwetsbaar durven opstellen.»
[embed]https://www.youtube.com/watch?v=Ks1JUIwBV9Q[/embed]
Voor het nummer Honey Bee' heb je een oude tape gebruikt waarop je inmiddels overleden vader zingt. Was het moeilijk om die song op te nemen?
«Ik moet eerlijk toegeven dat ik wel een traantje gelaten heb. Maar los daarvan vind ik het vooral een mooi idee dat de muziek van mijn vader voortleeft in die van mij. In zekere zin gaan we nu samen op tour.» (lacht)
De afgelopen elf jaar is de samenstelling van de band meermaals gewijzigd. Hoe is de sfeer nu?
«Ik ben heel erg blij met onze huidige bezetting: we hebben de klik die nodig is om de nummers naar een hoger niveau te tillen. Zodra we met z'n allen de studio in duiken, ontstaat er iets magisch. Het is natuurlijk altijd moeilijk om een bandlid te verliezen. Maar toen we doorbraken waren we nog zo jong. We hebben het toen serieus verkloot, waardoor ik me nu extra gelukkig prijs met onze huidige samenstelling.»
Het nummer Naive' zal voor veel mensen wellicht altijd jullie bekendste song blijven. Ben je het intussen niet beu gehoord?
«Dat nummer heeft me een flat opgeleverd in Londen, dus daar zal ik altijd dankbaar blijven dat er mensen waren die erin geloofd hebben. Het was destijds een huzarenklus om het op plaat te krijgen: we hebben het ongeveer honderd keer moeten inspelen. Maar nu ben ik heel blij dat we toch doorgezet hebben. En bovendien is dat het nummer dat werkelijk iederéén kent, dus zodra je dat begint te spelen op een concert reageert het publiek onmiddellijk. En dat went of verveelt nooit, ook niet na al die jaren.»
Mare Hotterbeekx