Voor deze studie onderzochten David Samson en Charles Nunn van Duke Univeristy de slaappatronen van de mens en meer dan 20 primaten. Daaruit blijkt dat de mens in vergelijking erg weinig en zeer efficiënt slaapt. Zo slaapt de mens gemiddeld zeven à acht uur, terwijl de dwergmuismaki maar liefst zestien uur per dag in dromenland vertoeft.
Slaap is bovendien verdeeld in twee fases: remslaap en non-remslaap. Remslaap is belangrijk voor de herstellende werking van slaap. In vergelijking met andere primaten brengt de mens een groot deel (tot 25%) door in remslaap. Geen enkele andere primaat doet het beter.
Volgens Samson en Nunn is evolutionaire druk verantwoordelijk voor de verandering in slaappatroon. Toen onze grootouders te groot werden om op een tak te slapen besloten ze twee miljoen jaar geleden om op de grond te slapen. Omdat ze niet meer van een tak konden vallen, verbeterde de slaap. Dat kan cognitieve verbetering met zich meebrengen, waardoor de mens weer betere slaapomstandigheden, zoals vuur om roofdieren weg te houden, bouwde.
Samson voerde eerder een onderzoek uit dat deze theorie ondersteunt. Orang-Oetans bouwen elke dag een nest om te slapen. Samson gaf de mensapen comfortabele materialen om dit nest te bouwen. Nadien bleek dat zij beter scoorden op cognitieve testen.
De theorie heeft ook zijn gebreken. Zo slaapt de dwergmuismaki in boomholtes, een veilig plekje. Toch slaapt de primaat zestien uur per dag en is zijn slaappatroon niet per se efficiënt. Andere zoogdieren, zoals het vogelbekdier, brengen dan weer meer tijd door in remslaap dan mensen. Toch lijken die efficiënte dutjes een belangrijk rol te hebben gehad voor de evolutie van de mens.