Het duo analyseerde hoe goed de vrouwen in topposities vertegenwoordigd zijn en welke gevolgen dat heeft voor de economie. In alle bestudeerde OESO-landen bestaat maximaal een derde van de ondernemers uit vrouwen. Het aantal vrouwelijke ceo's is een bedroevend lage 3%.
Daarna kwantificeerden ze de korte- en langetermijneffecten op het inkomen per inwoner per land. Dat deden ze op basis van een model waarbij ze berekenden hoe dat inkomen eruit zou zien als de vrouwen op de werkvloer even sterk vertegenwoordigd zouden zijn als de mannen. Op basis daarvan concludeerden ze dat het gemiddelde inkomensverlies in de OESO-landen rond de 15,4% zweeft. In landen zoals Turkije, Mexico, Chili en Italië zijn de vrouwen nog minder sterk vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Daar schommelt het inkomensverlies tussen de 20 en de 33%.
Opvallend genoeg zijn Ghana, Liberia en Rwanda de landen die het best scoren als het gaat over participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Opvallend, omdat het Midden-Oosten en Noord-Afrika de regio's zijn die het meest lijden onder ongelijke arbeidsmarktparticipatie tussen mannen en vrouwen. Die twee regio's verliezen gemiddeld 40% inkomen per inwoner. De verklaring ligt bij het feit dat de economieën in die landen vooral op landbouw steunen, een sector waar vrouwen goed vertegenwoordigd zijn, zo schrijft De Morgen.