In 2017 werd 22,5% van de bevolking van de Europese Unie bedreigd door armoede of sociale uitsluiting. Terwijl het cijfer tussen 2008 en 2012 nog steeg tot 25%, daalt het vanaf 2012 jaar na jaar. Ook in ons land is daalde het aantal mensen dat in armoede leefde van 20,8% in 2008 tot 20,3% vorig jaar.
We scoren dus beter dan het Europese gemiddelde, maar onze buurlanden doen het wel beter. In Nederland gaat het om een percentage van 17%, tegenover 17,1% in Frankrijk, 19% in Duitsland en 21,5% in Luxemburg. Helemaal onderaan de Europese lijst bengelen Bulgarije (38,9%), Roemenië (35,7%) en Griekenland (34,8%). De drie koplopers binnen de EU zijn Tsjechië (12,2%), Finland (15,7%) en Slovakije (16,3%).
Slechter dan gemiddeld
Iemand die in armoede leeft wordt door minstens een van de volgende voorwaarden getroffen: risico op armoede na sociale overdrachten (monetaire armoede), leven met een ernstig tekort aan middelen en in een gezin wonen waar niet of nauwelijks gewerkt wordt.
In die laatste categorie doet ons land het met 13,5% opvallend slechter dan het Europese gemiddelde van 9,3%. Enkel Ierland (18,2%) en Griekenland (15,6%) gaan ons voor. Dat is bovendien een stijging tegenover 2008, toen het om 11,7% ging.