De staten die de doodstraf uitvoeren, raken meer en meer geïsoleerd. Dat stelde Amnesty International gisteren op de 15de Werelddag tegen de doodstraf. De mensenrechtenorganisatie roept hen op om zich aan te sluiten bij de globale trend tot afschaffing. Dit jaar is het 40 jaar geleden dat Amnesty actie begon te voeren tegen de doodstraf. In 1977 hadden 16 landen de doodstraf volledig geschrapt uit wetgeving en praktijk. Vandaag staat de teller op 105.
De afgelopen 10 jaar hebben 17 landen de straf afgeschaft. Het laatste was Mongolië, op 1 juli 2017. Het enige land dat de doodstraf opnieuw wil invoeren, is de Filipijnen.
In 2016 hebben slechts 23 landen executies uitgevoerd. Een kleine groep landen is verantwoordelijk voor het gros daarvan: China, Iran, Saudi-Arabië, Irak en Pakistan. Van de landen die de doodstraf nog in hun wetgeving hebben staan, voert de overgrote meerderheid ze niet uit. Slechts 37 landen doen dat wel nog.
Het centrale thema van de Werelddag tegen de doodstraf was dit jaar de link tussen de doodstraf en armoede. Kansarme mensen komen vaker in aanraking met het gerecht en de doodstraf. Voor mensen met een ongunstige sociaal-economische achtergrond is het niet evident om een goede advocaat te betalen die hen kan verdedigen. Onderzoek van Amnesty suggereert dat in China vooral arme mensen, laaggeschoolden en etnische en religieuze minderheden de doodstraf krijgen.