De studie onder leiding van professor Bridgett von Holdt werd in 2017 gepubliceerd in het gezaghebbende wetenschappelijke tijdschrift 'Science Advances'. Naast de analyse van genetische data onderzochten ze ook het gedrag van 18 honden en 10 gesocialiseerde wolven aan de hand van een experiment. De wolven en verschillende hondenrassen, waaronder teckels en jack russells, werden getraind om binnen de twee minuten een doos open te maken waarin een stukje worst zat. Daarna moesten ze die actie herhalen in drie scenario's: in de aanwezigheid van een bekende persoon, een onbekende persoon en zonder menselijke pottenkijker. In alle drie de gevallen deden de wolven het een stuk beter dan de honden, en nog het meest uitgesproken in het bijzijn van mensen.
Hypersociale genen
Dat de honden de taak minder goed uitvoerden, had niets te maken met hun intelligentie, maar wel met hun sociale karakter. In tegenstelling tot de wolven, waren de honden te druk bezig met het kijken naar de aanwezige persoon, omdat ze verwachtten dat die de puzzel voor hen zou oplossen. Ze zochten dus sneller toenadering en menselijk contact.
De verklaring voor dat sociale gedrag ligt in het DNA van honden. Ze hebben namelijk twee speciale varianten van de genen GTF2I en GTF2IRD1, die bij mensen zouden leiden tot een verstandelijke handicap en een extreem sociale houding, ook wel het syndroom van Williams genoemd. Dat gedragssyndroom heeft de mens mogelijk zelf in honden gekweekt door ze te temmen. Von Holdt vermoedt daarom dat wolven, als ze op dezelfde manier als honden opgevoed worden, ook meer zouden afwachten en luisteren naar menselijke bevelen.