Phetchabun, een groene long
Phetchabun is een bergachtige provincie in het noordelijke centrum van het land. Het is vooral een populaire bestemming van de Thaise bourgeoisie die wil ontsnappen aan de luchtvervuiling van de hoofdstad. Deze regio is een van de enige plaatsen in het land waar het vaak mistig is. Niks speciaal voor ons, Belgen, maar dit weerfenomeen wordt erg gewaardeerd door de elite van het land die graag met haar hoofd in de wolken loopt.
Langzaamaan ontdekken ook nieuwe toeristen en dan vooral backpackers de groene, ongerepte natuur, de bossen en de geschiedenis van deze regio.
In de loop der jaren kreeg Phetchabun de status van oase van rust. Zowel voor mens als dier. Deze vruchtbare Thaise regio met een overvloed aan nationale parken, meren en natuurlijke watervallen krijgt almaar meer bezoekers over de vloer. Vaak komen ze voor een retraite of om het gebied natuurpark per natuurpark te doorkruisen. Tempels en heiligdommen genoeg om je af te zonderen. Wat Phra That Pha Sorn Kaew, een boeddhistisch complex midden in de bergen, is het perfecte voorbeeld.
Er worden ook heel wat begeleide expedities in de natuurparken georganiseerd. Zoals de wandel- en fietstochten door het Thung Salaeng Luang National Park, een van de uitgestrektste natuurgebieden van het land (1.262 km²). Je vindt er eindeloze weilanden, wouden en rivieren, en een heel diverse fauna met prelaatfazanten, meer dan 191 vogelsoorten en wilde bloemen in flamboyante kleuren. Een ideale plaats voor bezinning.
In de voetsporen van het communisme
Kop en munt in Hua Hin
Hua Hin, 281 kilometer ten zuiden van Bangkok (zo'n 3 uur rijden), is ongetwijfeld de bekendste van deze twee pareltjes. Het is een van de populairste badplaatsen van de Thaise kust, zowel bij buitenlanders als Thai die de verzengende hitte van de hoofdstad willen ontvluchten. De stad werd verlaten na de val van Ayutthaya in de jaren 1760, en vanaf 1845 opnieuw bewoond. Dit venster op de Golf van Thailand is ontegensprekelijk een schizofrene plek: het ene moment de pied-à-terre van onvermoeibare feestvarkens, het andere een honk voor mensen die op zoek zijn naar rust op de zandstranden. Maar Hua Hin werpt zich ook meer en meer op als een stad die de liefhebbers van de culturele en architecturale wonderen van Thailand charmeert.
Het is ook in deze kuststad dat koning Rama VII in 1920 het zomerpaleis van de koninklijke familie liet optrekken. Deze plek was een echte inspiratiebron voor de dynastie, die er een heleboel kloosters en tempels bouwde met het embleem van de kroon. Middenin de weelderige natuur worden die gebouwen nog gesublimeerd door kalkstenen bergen, zeedennen, moerassige mangroves en vooral de grotten vol stalactieten en stalagmieten, waarvoor de regio bekendstaat.
Ook de grot van Tham Phraya Nakhon is wereldwijd vermaard en biedt een adembenemend spektakel: een lichtschacht zet er de tempel Phra Thinang Khuha Kharuehat letterlijk in de spotlights. Dit paviljoen werd in 1890 gebouwd in de grot langs de kust van Hua Hin.
De stad dankt zijn populariteit ook aan zijn traditionele vissershaven, zijn gedroogde vis, de seafoodrestaurants en het drie kilometer lange zandstrand. Elke ochtend bij het krieken van de dag schuimen boeddhistische monniken die leven van giften de kust af, op zoek naar gulle toeristen en locals. Die doen maar al te graag hun duit in het zakje, een bewijs van hoe belangrijk de grootste religie van het land wel is. Zo'n 95% van de bevolking is boeddhist.
In augustus liep de stad leeg na enkele terroristische aanslagen, maar intussen vinden de Thai massaal hun weg er weer naartoe, om hulde te brengen aan koning Bhumibol Adulyadej, die op 13 oktober op 88-jarige leeftijd overleed. Hij werd algemeen beschouwd als het cement van een erg verdeelde natie. Om nog meer bezoekers naar de onderschatte badplaats te lokken, wil de overheid vanaf januari een ferry inleggen tussen Hua Hin en het overbekende Pattaya.
Door Gaétan Gras