Dat staat te lezen in de visienota van CD&V over de omschakeling van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid. Concreet zal ons toekomstig vervoersnetwerk bestaan uit een zogenaamd kernnet en een aanvullend net. Het kernnet, met snelle lijnen tussen de steden, blijft de verantwoordelijkheid van de openbare vervoersmaatschappijen NMBS en De Lijn. «Het kan niet dat mensen langer dan een halfuur moeten wachten op hun vervoer. Bussen en trams zullen veel efficiënter en stipter rijden, omdat er geen gekronkel meer is in dorpskernen», legt CD&V-parlementslid Karin Brouwers uit.
Voor het aanvullend net in landelijke gebieden wordt gekeken naar andere, innovatieve vervoersvormen op maat. «Taxidiensten, Uber, peerto-peerinitiatieven, dorpsbussen, autodelen en deelfietsen: we houden rekening met alle mogelijke middelen om reizigers zo snel mogelijk naar het kernnet te brengen.»
Om dit gelaagd netwerk tot stand te brengen, stelt CD&V een «neutrale regisseur» voor. «Gebruikers, organisaties en lokale besturen zullen moeten samenwerken om een geslaagd netwerk te organiseren», aldus Brouwers.
Ze benadrukt tot slot dat het niet de bedoeling is om het aanvullend aanbod onbetaalbaar te maken voor de doorsnee Vlaming. «Sociale tarieven blijven noodzakelijk om vervoersarmoede tegen te gaan.»
(ldc)