In 2019 bedroeg de gemiddelde levensverwachting in België 82,1 jaar. Een jaar later was die verwachte levensduur bij geboorte gedaald tot 80,9 jaar. De coronapandemie zorgde met andere woorden voor een daling van 1,2 jaar. Enkel in Spanje (-1,6 jaar), Bulgarije (-1,5 jaar), Litouwen (-1,4 jaar), Polen (-1,4 jaar) en Roemenië (-1,4 jaar) was de daling nog scherper.
De levensverwachting nam een duik in de meeste landen waarvoor reeds gegevens beschikbaar zijn. Enkel Denen (+0,1 jaar), Finnen (+0,1 jaar) en Noren (+0,3 jaar) zagen hun levensverwachtig vorig jaar verder toenemen. Zweden (-0,8 jaar) was de Scandinavische uitzondering.
Trendbreuk
De dalende levensverwachting in Europa is opvallend. De Europeanen zijn het immers gewoon geraakt om een steeds langer leven tegemoet te zien. Sinds de jaren '60 steeg de levensverwachting met gemiddeld meer dan twee jaar per decennium.
In 2019 bedroeg de gemiddelde levensverwachting in de 27 lidstaten van de Europese Unie 81,3 jaar, tegen 80,1 jaar in 2011. Voor 2020 is nog geen globaal EU-gemiddelde beschikbaar omdat Ierland nog geen gegevens heeft overgemaakt.
Eurostat stipt wel aan dat de levensverwachting een indicator is die de mortaliteit in een bepaalde periode weergeeft. De gemiddelde baby die geboren is in 2019 leeft niet noodzakelijk langer dan een baby die in 2020 het levenslicht zag, tenzij de omstandigheden gelijk zouden blijven en de coronapandemie zijn hele levensduur zou voortwoekeren.