Een internationaal onderzoek op neolithische, uit het stenen tijdperk daterende tanden heeft aangetoond dat de buurvolken die toen naast elkaar leefden, het contact niet met elkaar opzochten. Niels de Winter, geochemicus aan de Vrije Universiteit Brussel, en Christophe Snoeck, archeoloog aan de VUB, werkten mee aan het onderzoek, dat werd gepubliceerd in Science Advances. Een debat dat al lang woedt, gaat over de vraag waarom neolithische mensen verschillende soorten begraafplaatsen gebruikten in West-Europa. Tot op heden waren er enkel vermoedens dat het onderscheid in begraafcultuur een gevolg was van sociaaleconomische of culturele achtergronden. Zo werden er toen mensen in grotten begraven, terwijl andere in megalithische graven, stenen bouwwerken, hun laatste rustplaats kregen.
Voor het onderzoek werden kiezen van 32 laatneolithische skeletten uit zes locaties in Noord-Spanje geanalyseerd door de kleuter- en kinderjaren te reconstrueren. Tanden zijn namelijk "harde schijven" die stapsgewijs groeien en zo een uniek archief bieden van de levenswijze op basis van voeding en milieucondities. Door gebruik te maken van isotopen, de chemische samenstelling van groeilaagjes in tanden, verkregen de onderzoekers informatie over het dieet en de mobiliteit. Hieruit bleek dat de verschillende levensstijl ervoor zorgde dat de cultureel verschillende gemeenschappen eerder naast, dan met elkaar leefden.
"De resultaten tonen al vanaf de vroege kinderjaren significante verschillen tussen de skeletten uit de grotten en de megalithische graven. Aangezien deze verschillen ook overlappen met verschillen in begrafenispraktijken, kunnen we hier te maken hebben met het bestaan van een diepe culturele verdeeldheid", zegt professor Snoeck.
bron: Belga