De sluitertijd of belichtingstijd duidt aan hoe lang het lichtgevoelige element wordt blootgesteeld aan het licht. Dat kan variëren van enkele seconden tot één vierduizendste van een seconde. Hoe langer de sluiter openstaat, hoe meer licht je zal opnemen. Maar een sluitertijd van enkele seconden is niet geschikt voor bewegende onderwerpen: de kleinste beweging zorgt immers voor onscherpte. Dat is één van de redenen waarom niemand lacht in oude foto's.
Wie dus een actiebeeld wilt schieten, gebruikt best een korte sluitertijd. Natuurlijk hangt de ideale instelling af van de belichting en de snelheid van de beweging, maar over het algemeen is 1/500s een goed uitgangspunt voor bewegende onderwerpen. Zo krijg je doorgaans een practhig gedetailleerde foto met beperkte onscherpte.
Bij weinig licht is het goed mogelijk dat de foto met een korte belichtingstijd te donker is. Dat kan je compenseren met behulp van de flitser of door de ISO-waarden aan te passen. Hoe hoger de ISO, hoe gevoeliger het lichtelement is. Zo wordt de duisternis opgevangen, maar let op: de ISO-waarde te hoog instellen veroorzaakt een korrelig beeld.
De flitser is voor sommige fotografen een noodzakelijk kwaad. De felle flits doet de duisternis verdwijnen, maar het licht is vaak kil en onnatuurlijk wat de sfeer van het beeld niet ten goede komt. Dat kan je voorkomen door indirect te flitsen, waarbij je het flitslicht laat terugkaatsen via een muur of een andere reflecterend oppervlak. Een andere mogelijkheid is het gebruik van een flitskapje, dat het licht diffuser en zachter maakt waardoor het minder storend aanwezig is.
Is het je gelukt om een prima actiefoto te schieten? Twijfel niet en deel ze op de site van de Metro Photo Challenge. Wie weet mag jij dan jouw fotografische kunsten demonstreren op Paaseiland!