BIZAR. Amerikaanse honing bevat nog steeds sporen van kernproeven in jaren 50

BIZAR. Amerikaanse honing bevat nog steeds sporen van kernproeven in jaren 50

Bij radioactieve honing moeten we meteen denken aan een fluorescerend potje met de natuurlijke suiker. Het zou zo een beeld kunnen zijn uit een post-apocalyptische film. Wetenschappers hebben in het vakblad Nature Communications echter aangetoond dat dat beeld helemaal niet zo onrealistisch is.

Foutje?

Fluorescerend zijn ze misschien niet, maar uit onderzoek blijkt dat de meeste honing in de Verenigde Staten wel degelijk radioactief is. Het goedje bevat maar liefst honderd keer meer Cesium-137 (een instabiele radioactieve isotoop die ontstaat door kernsplijting van zwaardere elementen) dan andere voedingsmiddelen. De meest radioactieve variant is afkomstig uit Florida, waar een kilo maar liefst 19,1 becquerels bevat. De wetenschappers die betrokken waren bij het onderzoek dachten in eerste instantie dan ook dat ze ergens in de fout waren gegaan, maar na herhaaldelijke analyses bleek dat niet het geval.

Toch is er geen reden tot paniek. Voeding blijft namelijk veilig ter consumptie zolang het aantal becquerels per kilo onder de 1.200 blijft. Voor de mens is er dus geen gevaar, maar volgens de wetenschappers kan het wel interessant zijn om de impact van de radioactiviteit op de bijenkolonies te bestuderen.

Kalium of Cesium-137?

Rest nog de vraag hoe die radioactieve bestanddelen in de honing terechtkomen. Dat heeft alles te maken met de kernproeven die in de jaren vijftig plaatsvonden op Amerikaanse bodem. Door weer en wind werden de partikels vervolgens over het hele grondgebied verspreid, waar ze in de bodem terechtkwamen. Planten absorberen de deeltjes vervolgens omdat ze de Cesium-137 verwarren met kalium, waarna de bijen via het stuifmeel vervolgens de deeltjes opnemen.