Het beschikbare gezinsinkomen van de Belgen, de beste graadmeter voor de koopkracht, is tussen 2004 en 2017 ongeveer 10 procent gestegen. Toch zit het armoederisico op het hoogste niveau in jaren, blijkt uit een nieuwe analyse van de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid, schrijven De Tijd en L'Echo. De 5 procent Belgen met het laagste inkomen zagen hun koopkracht sinds 2004 met maar 3,2 procent stijgen, terwijl in hetzelfde tijdsbestek de middeninkomens ruim 10 procent hoger gingen. De 5 procent Belgen met het hoogste inkomen zagen hun beschikbare inkomen maar met 3,3 procent stijgen.
Ondanks de stabiele inkomensongelijkheid is het armoederisico bij de Belgen toegenomen. In 2018 riskeerde 16,4 procent van de Belgen in armoede te moeten leven, wat betekent dat hun inkomen lager ligt dan 60 procent van het mediaan beschikbare inkomen. Daarmee zit het armoederisico op het hoogste niveau in jaren. Lange tijd schommelde het rond 15 procent.
Het toegenomen armoederisico vloeit voort uit het fenomeen dat de koopkracht van de middenklasse erop vooruitgaat, terwijl die van de laagste inkomens stagneert. Als oorzaak ziet Rudi Van Dam van de FOD Sociale Zekerheid de lage tewerkstellingskansen bij laagopgeleiden. Minder dan de helft van de mensen die geen diploma middelbaar onderwijs hebben, is aan de slag. "Belgische werknemers zijn heel productief. Wie niet aan die productiviteitsvereisten voldoet, vindt geen werk. Een grote groep mensen leeft daardoor van een uitkering, maar die ligt relatief laag, waardoor hun risico op armoede groot is", aldus Van Dam.
bron: Belga