Albert Einstein stelde in 1905 zijn relativeitstheorie voor die stelt dat de snelheid waarmee het licht zich door de lucht beweegt een constante is, namelijk 299.792.458 m/s. Iedereen kent die stelling dankzij de formule E=mc².
Sinds de 19de eeuw proberen tal van wetenschappers die theorie onderuit te halen, wat tot voor kort niet lukte. Ook João Magueijo van het Imperial College in Londen wierp al in 1998 de vraag op of de theorie wel correct is. Hij stelt dat de snelheid niet altijd constant is. Als Magueijo gelijk heeft, kan het horizonprobleem verklaard worden, een van de grote vraagtekens in de moderne fysica. Tot nog toe heeft geen enkele wetenschapper kunnen aantonen waarom het heelal een uniforme temperatuur bereikt, lang voor er warmteverspreidende deeltjes - licht - in alle uithoeken te vinden zijn, aangezien het heelal met een grotere snelheid dan die van licht uitdijt.
Om het horizonprobleem te kunnen oplossen, moeten we Einsteins standpunt over de lichtsnelheid in twijfel durven trekken, zegt Magueijo. Hij kon dit echter nog niet hard maken, tot nu. In het vakblad Physical Review verschijnt een testbare hypothese die voor veel fysici aannemelijk lijkt. Daarvoor werkte Magueijo samen met Niayesh Afshordi van het Perimeter Institute.
Het duo maakt zich sterk dat licht en zwaartekracht in het vroegste stadium van het heelal met andere snelheden bewogen. Als licht sneller beweegt dan zwaartekracht, kunnen ze wel op tijd alle uithoeken bereiken. Dit zou de uniforme temperatuur in het heelal verklaren. Als de theorie klopt, betekent dit het einde voor de legendarische relativiteitstheorie van Einstein.
De stelling zal nu getest worden. Ook al vinden ze geen bewijs voor hun hypothese, zal het geen verloren werk zijn. "Dan kunnen we toch al een hele reeks theorieën uitsluiten", zegt Margueijo aan New Scientist.