Er is maar één juiste manier om het wijnglas vast te houden: bij de steel. Als je je glas vasthoudt bij de kelk neemt deze namelijk de temperatuur van je hand over. Dat zal een invloed hebben op de smaak van het goedje, wat je natuurlijk wilt vermijden. Anderen houden het glas dan weer aan de voet van het glas vast. Ook dat werkt niet: echte kenners willen namelijk de wijn door hun glas laten walsen om de aroma’s los te maken. Hou je het glas vast bij de voet? Dan spettert de wijn meteen over de glasrand.
Ben je van plan om meerdere wijnen te drinken op een avond? Dan is het belangrijk om rekening te houden met de volgorde. Je begint met lichtere wijn, gaat over naar zwaardere versies en eindigt met een zoete dessertwijn.
Weet je niet hoe vol je je glas mag schenken? Geen nood, je bent zeker niet alleen. In het algemeen schenk je witte wijn en rosé tot net boven de bolling van het glas. Rode wijn daarentegen stopt net onder de bolling. Dat komt omdat rode wijnglazen net iets groter zijn, op die manier krijgt iedereen dus even veel wijn.
Alles heeft een plaatsje wanneer je gaat dineren. Je mes leg je rechts van het bord en je vork links. Maar waar staat het wijnglas op de tafel? Het glas hoort rechtsboven je bord te staan. Drink je meerdere wijnen na elkaar? Dan staan je wijnglazen in deze volgorde: water, rode wijn en ten slotte witte wijn.
Let op: een rode wijn op kamertemperatuur serveren is tegenwoordig not done. Hoe moet het dan wel? Zoete witte wijnen, bubbels en rosé serveer je best op een temperatuur tussen 6 à 10 °C. Lichte, fruitige wijnen op 10 à 12 °C. Droge wijnen komen best tot hun recht op een temperatuur van 12 à 16 °C. Ten slotte drink je diepe rode wijnen en port best tussen 15 à 18 °C.