De passage, die werd aangevochten door ngo’s, legde een celstraf van een tot drie jaar op voor «onnatuurlijke seksuele handelingen».
Het hooggerechtshof vernietigde het artikel niet alleen omdat het «niet verenigbaar is met de grondwet» en een schending van de mensenrechten inhoudt, maar ook wegens «gebrek aan duidelijkheid en voldoende juridische precisering wat betreft het te bestraffen gedrag».
Wat seksuele handelingen precies onnatuurlijk zou maken, wordt namelijk niet uitgelegd.