SOUNDCHECK. Milow: «De gedachte dat mijn kinderen niets over zichzelf zouden terugvinden in mijn muziek was vreselijk»
Sommigen zullen Milow, nom de plume van Jonathan Vandenbroeck, voor eeuwig associëren met zijn monsterhits, ook al heeft de 40-jarige Leuvenaar intussen zeven studioalbums op zijn naam staan die tot ver buiten onze landsgrenzen in de smaak vallen. Het verschil tussen het refrein van zijn debuutsingle – ‘You don’t know anything about me’ – en de titelsong van zijn zevende worp ‘Nice To Meet You’, waarin hij voor het eerst expliciet zingt over zijn vaderrol, kan echter nauwelijks groter zijn. Voor het eerst gooit Milow de deuren naar zijn ziel wijd open.
Foto Sony
Par Quentin Soenens
Dag Jonathan. De nieuwe plaat kreeg de titel ‘Nice To Meet You’: krijgen we een nieuwe, herboren Milow te horen?
Jonathan Vandenbroeck:(lacht) «Ja, maar dan in de zin van de dingen fris benaderen, alsof ze nieuw zijn. Een nieuw hoofdstuk aansnijden na de miserie van de coronaperiode. Het lied is geschreven voor mijn twee kinderen. Ik ben zeven jaar geleden vader geworden, maar mijn privéleven hield ik tot voor kort strikt gescheiden van mijn muziekcarrière. Aanvankelijk had ik dan ook niet de intentie om die song uit te brengen. Anderzijds probeer ik tussen elk album een groei op te zoeken en uit mijn comfort zone te treden. Vorig jaar is mijn livedrummer, die de laatste acht jaar van zijn leven bij ons gespeeld heeft, gestorven aan pancreaskanker. Hij liet twee dochters na. Die gebeurtenis heeft mij doen nadenken over mijn vaderrol. Dat leidde tot de vreselijke gedachte dat mijn kinderen niets over zichzelf zouden terugvinden in mijn muziek als er ooit iets met mij zou gebeuren. Daardoor heb ik de moed gevonden om mij kwetsbaar op te stellen in mijn werk.»
«In het brede plaatje van het album is de song een uitnodiging om elkaar beter te leren kennen. Na die twee coronajaren hadden we met z’n allen schade in te halen. We moesten tijd investeren om bij elkaar na te gaan wat de impact was van de afgelopen twee jaar. Als je zelf begint met je kwetsbaar op te stellen, kan dat in het beste geval tot een goed gesprek leiden. Het hele album is een poging om te reconnecten, en mijn aanzet zijn de twee meest persoonlijke songs op het album: ‘Nice To Meet You’ en ‘Oscar’, opgedragen aan mijn drummer.»
Over reconnecten gesproken: je communiceert bijna dagelijks met je fans via sociale media. Gaan die gesprekken dan altijd over muziek of ook over persoonlijkere zaken?
«Ik ben al lang met muziek bezig, wat maakt dat ik een band heb opgebouwd met sommige fans. Ik heb zelfs een aparte telefoon waar fans berichten naar kunnen sturen, wat persoonlijker is dan op een Facebookpagina boodschappen posten. In de afgelopen twee jaar kreeg ik via tal van getuigenissen een beeld van de impact van corona. Door het soort muziek dat ik maak en mijn uitgestoken hand leken barrières weg te vallen: mensen praatten vrijuit over het verlies van dierbaren, sociale isolatie, enzovoort.»
Je scoorde met ‘Whatever It Takes’ en ‘ASAP’ alweer dikke hits. Kan je als volleerd hitmaker bij het maken van songs het hitpotentieel intussen op voorhand inschatten of blijft het een mysterie waarom de ene song aanslaat en de andere niet?
«Da’s natuurlijk de vraag van één miljoen. Eerlijk: veel songs waarvan ik het gevoel had dat ze zouden scoren, hebben mijn verwachtingen uiteindelijk niet ingelost. Mijn intuïtie zit er dus vaak naast. Er is geen eenduidige verklaring waarom de ene song tot een hit uitgroeit en de andere niet; het is altijd een samenloop van omstandigheden, waar veel toeval mee gemoeid is. Het monstersucces van ‘You Don’t Know’ heeft me geleerd dat je die omstandigheden ook zelf mee kan creëren via liveconcerten. Als het publiek telkens enthousiast reageert op die ene song, kunnen radiozenders die op den duur niet meer negeren. Zo kan je nummers echt doen ontploffen.»
«Ik speelde ‘You Don’t Know’ voor het eerst op Humo’s Rock Rally in 2004, waar het goed werd onthaald. Maar de muziekindustrie reageerde niet: niemand vond het de moeite om mij een platencontract aan te bieden. Live kreeg de song zodanig goede reacties dat ik verschillende versies heb opgenomen. Uiteindelijk werd de eindversie mijn doorbraaknummer in België in 2007. In het buitenland werd de song een paar keer opnieuw uitgebracht. In Nederland groeide het pas in 2009 uit tot een grote hit en in Duitsland, Zwitserland, Spanje en verscheidene andere Europese landen nog een jaar later. Waarom het zo lang geduurd heeft eer de song aansloeg? Geen idee.»
Je hebt op dit album duidelijk gekozen voor meer uptempo songs. Omdat die doorgaans vrolijker en optimistischer klinken?
«Mijn vorig album was meer introvert, en van de weeromstuit had ik zin om het tegenovergestelde te doen. Ik heb geprobeerd om een soort van levenslust in deze plaat te verwerken, omdat ik voelde dat mensen daar nood aan hadden. Maar er zat ook een zelfzuchtig kantje aan, want van positieve songs krijg ik zelf ook energie. Het hele proces was een vorm van zelftherapie. Omdat ik het live spelen miste en de drang voelde om samen muziek te maken, heb ik meer muzikanten dan ooit uitgenodigd in de opnamestudio – een beetje atypisch voor mij. Het was er nog nooit zo druk. Op een bepaald moment vroeg de opnameleider welke richting de plaat eigenlijk uitging. Ik antwoordde dat hij zich geen zorgen moest maken: ‘Dat komt wel goed!’ (lacht)»
Hoe heb jij de coronaperiode eigenlijk beleefd? Ik hoor bij veel artiesten dat het een periode was van zelfreflectie, was dat bij jou ook het geval?
«Enorm. Ik heb echt moeten wennen aan de zeeën van tijd die ineens vrijkwamen. In 2020 alleen vielen er 65 concerten weg. Ik ben dan maar nieuwe songs beginnen te schrijven. Daarnaast heb ik veel nagedacht over de relevantie van muzikanten in tijden van crisis, wanneer overheden overal ter wereld de cultuursector op slot begonnen te doen. Het leek wel alsof cultuur het minst belangrijke domein was in onze samenleving. Dat vond ik ontluisterend, maar tegelijk heeft het mij ook gemotiveerd: ik wou bewijzen dat ze ongelijk hadden.»
«Die chaos van corona heeft voor mij de bestaansreden van artiesten benadrukt. We proberen mensen te ontroeren en bieden een ontsnappingsroute aan uit de realiteit. We leveren verstrooiing en verpozing.»
Je hebt ook een boek uitgebracht over ‘Nice To Meet You’. Hoe is dat idee tot stand gekomen?
«Ik heb met mijn albums een digitaal spoor achtergelaten, zeker nu het streamen van songs mainstream is geworden, maar voelde een groeiende nood aan iets tastbaars. Waar ik doorgaans videoclips maak, zocht ik voor ‘Nice To Meet You’ naar andere manieren om de song te beleven. Daarnaast wou ik fans die na een concert iets tastbaars mee naar huis willen nemen als een soort souvenir, iets aanbieden. Een cd is voorbijgestreefd: de meeste mensen hebben zelfs geen cd-speler meer. Ineens was er de tijd en ruimte voor een andere aanpak en besloot ik om het lied in boekvorm te gieten. Dat was in samenwerking met Trui Chielens, wiens werk ik kende van bij De Standaard.»
Je hebt je creatieve zijsprongetjes niet enkel beperkt tot een boek, heb ik vernomen.
«Klopt. In samenwerking met bevriende zussen die een klein wijndomein hebben in Burgenland, in de buurt van Wenen, heb ik een rosé schuimwijn van ‘Nice To Meet You’ gemaakt, limited edition. ’t Is te zeggen: zij hebben de wijn gemaakt, en ik heb de fles en alles errond ontworpen.»
‘Nice To Meet You’ verschijnt morgen via Homerun Records. Milow speelt op 26 mei op Moen Feest in Zwevegem en op 8 juli in de Proximus Pop-Up Arena in Middelkerke.