We zijn niet de enigen die weleens onzin uitkramen tegen baby’s. Uit een onderzoek van Stanford University blijkt dat alle culturen zich schuldig maken aan gekke babypraat. Maar waarom doen we dat?
Een hoge toon wordt bij baby’s geassocieerd met voeding en comfort. Dat is zo omdat het sinds jaar en dag vaak de moeder is die voor de baby zorgt en het kind eten geeft. We imiteren dus onbewust een vrouwenstem door onze toon een paar octaven hoger te doen klinken. Door op een hoge en blije toon tegen jonge kinderen te praten, tonen we dat we positieve mensen zijn met goede intenties.
Stimuleert de taalontwikkeling
Als we tegen een baby praten, doen we dat trager, op een hogere toon en beklemtonen we bepaalde woorden. Dat laatste helpt kinderen om woorden van elkaar te onderscheiden waardoor ze gemakkelijker een taal kunnen leren.
Volgens Leher Singh, docent aan De Nationale Universiteit van Singapore , is onze manier van spreken tegen baby's goed voor de ontwikkeling van kinderen. In een onderzoek voor het Departement Cognitieve en Linguïstische Wetenschappen probeerde ze verschillende baby’s twee simpele woorden aan te leren. ‘Hoed’ en ‘fiets’ werden in babytaal of volwassentaal in het bijzijn van de baby gezegd. De kinderen die de termen in babytaal hoorden, bleken het woord sneller te herkennen in andere conversaties. Het onnozele taaltje heeft dus zijn voordelen. Blijf daarom zeker brabbelen tegen baby’s.
Babypraat is ook dierenpraat
Niet enkel tegen kinderen praten we op een hoge toon. Ook bij onze huisdieren durven we het gekke taaltje boven te halen. Net zoals bij baby’s willen we honden of katten het gevoel geven dat ze veilig zijn bij ons. Je bent geen gevaar voor hen en dat wil je graag laten horen door op die specifieke manier tegen hen te praten. Het enige verschil is dat we bij onze pluizige vriendjes diep van binnen weten dat zij nooit zullen terugpraten.