In de studie moesten 43 vrouwen verschillende mannen een cijfer van 1 tot 10 geven voor aantrekkelijkheid. Sommige mannen droegen een mondmasker van katoen, andere een chirurgisch mondmasker, sommige bedekten de onderkant van hun gezicht met een effen zwart boek en nog anderen droegen helemaal geen mondmasker. Wat bleek? De vrouwen vonden de mannen mét mondmasker significant aantrekkelijker dan diegene waarvan het gezicht was bedekt met een boek of diegene die geen mondmasker droegen. Bovendien maakte ook het type mondmasker een verschil: de mannen met een blauw chirurgisch mondmasker bleken dé hunks van de test.
«Dit kan zijn omdat we gewend zijn aan gezondheidspersoneel dat blauwe maskers draagt. Nu associëren we deze met mensen in de zorg of medische beroepen», zegt Michael Lewis, doctor in de psychologie en een expert in gezichten, van de universiteit van Cardiff. «In een tijd waarin we ons kwetsbaar voelen, vinden we het dragen van chirugsiche maskers misschien geruststellend en staan we dus positiever tegenover de drager.»
Geen associatie meer met ziekte
Een andere verklaring kan volgens Lewis zijn dat mondmaskers de aandacht naar iemands ogen verleggen. Andere studies ontdekten al dat wanneer iemand de linker- of rechterhelft van z’n gezicht bedekt, die persoon ook aantrekkelijker wordt voor anderen. Dit wordt deels verklaard door het feit dat ons brein de ontbrekende delen dan maar zelf invult, en in onze verbeeldingen zijn dingen vaak mooier dan in de realiteit.
Opvallend is dat de houding tegenover mondmasker erg veranderd is in vergelijking met voor de coronapandemie. Toen associeerden we mondmaskers met ziekte, en dat had een negatieve impact op de aantrekkingskracht van de drager, zegt Lewis. Nu is dat effect volledig omgekeerd.
De studie is gepubliceerd in het vakblad Cognitive Research: Principles and Implications. De wetenschappers voerden hetzelfde onderzoek ook uit bij mannen die vrouwen moesten beoordelen op aantrekkelijkheid, maar die resultaten zijn nog niet gepubliceerd. Volgens Dr. Lewis wijzen ze echter grotendeels in dezelfde richting als die van het eerste onderzoek.