De afgelopen weken werd er volop gedebatteerd over ‘quiet quitting’, waarbij werknemers hun job niet meer als het allerbelangrijkste in hun leven zien. Ze doen hun werk, maar wel niets meer, en niets minder. Concreet : als je ‘quiet quit’, beantwoord je bijvoorbeeld geen werkmailtjes meer na de uren en maak je geen overuren meer. Of zeg je nee tegen projecten die helemaal niet bij je jobbeschrijving horen. Op die manier proberen ‘quiet quitters’ een burn-out te voorkomen en een goede werk-privébalans aan te houden.
Werkgevers zien de ‘quiet quitters’ uiteraard niet graag komen. Toch is het te simpel om die groep werknemers af te doen als luiaards. De vraag naar een beter evenwicht kan in veel gevallen net erg legitiem zijn. Anderzijds kan er ook sprake zijn van managers die aan ‘quiet firing’ doen, waardoor de werknemer zich geneigd voelt om ofwel stilletjes te quitten, ofwel helemaal.
Geruisloos ontslag
De Amerikaanse rekruteringsexpert Bonnie Dilber zegt op LinkedIn dat het echte debat dus net daarover zou moeten gaan. «‘Quiet firing’ is wanneer je nooit feedback of complimenten krijgt. Je krijgt opslag met 3% of minder, terwijl anderen zo veel meer krijgen. Je een-op-eengesprekken worden vaak afgezegd of verplaatst», legt Dilber uit.
Bij ‘quiet firing’ zetten werkgevers te weinig in op hun personeel. «Je wordt bijvoorbeeld ook nooit gevraagd voor coole projecten of taken waarin je kan groeien. Je wordt niet op de hoogte gehouden over informatie die wel relevant is voor je werk. Je leidinggevende praat nooit met jou over je carrièrepad.»
Demotiverend
V