Van 2014 tot 2017 daalde de loonkloof in brutojaarlonen van 24,5% naar 23,7%. Gecorrigeerd voor arbeidsduur (vrouwen werken immers vaker deeltijds dan mannen) daalde de loonkloof in die periode van 10,9% tot 9,6% op jaarbasis. Dit tweede cijfer vergelijkt het salaris van mannen en vrouwen als ze beiden voltijds hadden gewerkt.
Privé vs. publiek
In de privésector is de loonkloof tussen vrouwen en mannen groter dan in de publieke sector. Na correctie voor arbeidsduur is dat 12,9% in de privésector, tegenover 6% in de publieke sector. De loonkloof varieert ook naargelang het statuut. Het verschil is het grootst bij arbeiders, gevolgd door bedienden en vastbenoemde ambtenaren.
De loonkoof daalt volgens het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen lichtjes de laatste jaren, «maar het gaat zeer traag». «De grootste oorzaak van de loonkloof is de ongelijke verdeling van betaald werk en onbetaalde zorgtaken», zegt Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. «Op de tweede plaats komt de segregatie op de arbeidsmarkt. Ook vandaag de dag bestaat er nog een groot onevenwicht tussen slecht betaalde beroepen en sectoren met een overwicht aan vrouwen en veel beter betaalde beroepen en sectoren waar mannen in de meerderheid blijven.»