‘TPA’ geeft de indruk dat je milder bent geworden sinds ‘Chocolat’. Vind je dat zelf ook? En heeft het eerder te maken met de gezondheidscrisis of met je huwelijk?
Roméo Elvis: «Het is een mengeling van alles wat er in die drie jaar sinds ‘Chocolat’ is gebeurd. Ik ben zot content met mijn huwelijk, dat ik de vrouw van mijn leven heb mogen ontmoeten. Door de lockdown kon ik een versnelling lager schakelen en begrijp ik hoeveel geluk ik heb dat ik met deze job mijn brood kan verdienen. Ik besef nu ook dat ik ervan moet genieten, wat betekent dat ik trager moet eten. Dus heb ik beslist om heel langzaam te kauwen, met als gevolg dat mijn hoofd meer rust kent.»
Je album heet ‘TPA’, wat een afkorting is van ‘Tout Peut Arriver’. Is dat je nieuwe levensfilosofie?
«Samen met mijn vrienden en medewerkers hebben we het al lang over ‘TPA’ (Tout Peut Arriver) en ‘RNG’ (Rien N’est Grave - Niets is erg). De twee termen zijn elkaars tegengestelde. ‘TPA’ is een manier van denken waarbij je altijd probeert om op de dingen vooruit te lopen en dus minder geniet van het moment. De positieve kant is echter dat je altijd kunt terugvallen op TPA’s’. Ze weten waar ze naartoe gaan. ‘RNG’ heeft meer weg van ‘carpe diem’, maar de keerzijde daarvan is dat er een onhandig en betekenisloos kantje aan zit. Persoonlijk neig ik meer naar ‘TPA’, ook al omdat ik van nature nieuwsgierig ben en graag experimenteer.»
Heb je nog altijd ergens schrik dat je je publiek zult teleurstellen met dit tweede soloalbum?
«Ik twijfel er niet aan dat sommigen ontgoocheld zullen zijn, want ‘TPA’ kiest een heel andere richting dan ‘Chocolat’. Maar ik geniet ervan om mensen teleur te stellen, want het betekent dat ik blijf veranderen en evolueren. Ik zal andere mensen kunnen raken en mezelf vernieuwen. Ik ga graag op zoek naar nieuwe ideeën. Momenteel is dat via muziek, maar dat kan morgen evengoed via fotografie of als voetbalcommentator zijn!»
Is het moeilijk om als rapper je imago in de hand te houden? Draait het in dit muziekgenre nog altijd om legitimiteit, bewijzen dat je ‘echt’ bent?
«Toen ik voor het eerst begon te rappen, waren Orelsan, Nefkeu en James Deano me al voorgegaan, en dan heb ik het niet eens over de Verenigde Staten. Op dat moment stelde die kwestie van geloofwaardigheid eigenlijk al niets meer voor. Het hield geen steek meer. Sommige mensen luisteren naar rap maar haten Bigflo&Oli, ook al zijn dat rappers. Vroeger werkte dat geweldig op mijn systeem, maar ik heb beslist om me daar niets meer van aan te trekken. Ik weet niet of de rapmuziek evenveel van mij houdt als ik van rap, maar het belangrijkste is dat de mensen voelen dat ik fan ben.»
Speelt het feit dat je Belg bent hier een rol?
«Zeker. We hebben het geluk dat we in tegenstelling tot de Fransen of de Britten niet afkomstig zijn uit een land met een heel rijke geschiedenis. We kunnen niet anders dan alles herleiden tot het feit dat we onszelf niet au sérieux nemen, en dat geeft ons een eigen identiteit. Dat maakt ook de charme van Stromae uit, en we moeten het koesteren.»
Je hebt sommige tracks op het album van naaldje tot draadje zelf afgewerkt. Wat heb je opgestoken van die ervaring?
«Ik vond het geweldig. Het was ook alleen maar mogelijk door de lockdown. Het betekende dat ik gemakkelijker kon schrijven. Ik merk dat ik nu des te trotser ben als mensen een song appreciëren die ik volledig zelf in elkaar heb gestoken. Op een bepaalde manier zijn die tracks mijn kindjes geworden.»
Als je op een podium stapt, onderga je bijna een complete gedaanteverwisseling. Waar haal je die energie vandaan?
«Ik heb geen zin om het publiek te ontgoochelen als ik een concert geef, en dat geeft me veel kracht. Ik zie optreden als een soort boetedoening voor mijn jeugd, want ik was toen echt een eikel. Ik weet bovendien dat de mensen de moeite hebben genomen om me te zien, en dat is sinds de COVID-crisis meer dan ooit een enorme geste. Ik wil het publiek dan ook tonen hoe dankbaar ik ben.»
Roméo Elvis treedt op 7 juni op in de Botanique. Op 17 juli staat hij op het podium van Dour.