Hij draaide of speelde mee in bijna 150 films en video’s, waaronder ‘A bout de souffle’ (1959), ‘Pierrot le Fou’ (1965) en ‘Sauve qui peut (la vie)»’(1980).
Godard werd op 3 december 1930 in Parijs geboren. Hij startte zijn carrière in de jaren vijftig als filmrecensent, met name in Les Cahiers du cinéma. Met Eric Rohmer en Jacques Rivette richtte hij La Gazette du cinéma op. Hij nam ook achter de camera plaats en maakte enkele kortfilms.
Meesterwerk
’A bout de souffle’ (1959) was de eerste langspeelfilm van Godard en ook zijn meesterwerk. De rolprent, met Jean-Paul Belmondo en Jean Seberg in de hoofdrollen en waarbij Godard voor het eerst met Belmondo werkte, speelde een sleutelrol in de ontbolstering van de Nouvelle Vague in de Franse film. Het brak met veel toen heersende conventies, door referenties naar en invloeden van de Amerikaanse (gangster)film, het lage budget en de ruwe montage.
In zijn films sneed Godard moeilijke thema’s aan zoals de oorlog in Algerije in ’Le Petit Soldat’ (1960) of prostitutie in ’Vivre sa vie’ (1962) en ’Le Mépris’ (1963).
’La Chinoise’ (1967) anticipeerde enkele maanden op de revolte van mei 1968 door het te hebben over een groep studenten die een marxistische cel stichten.
Comeback in jaren ‘80
In de jaren zeventig liet Godard de cinema links liggen, om voor televisie te werken en met video te experimenteren. Hij keerde in 1980 terug naar de film met ’Sauve qui peut (la vie)’.
Vanaf het einde van dat decennium maakte hij de serie Histoire(s) du Cinéma, over de twintigste eeuw en de geschiedenis van de film.
In de jaren tweeduizend zette Godard zijn filmwerk verder, met ’Éloge de l’amour"(2001)’, ’Notre musique’ (2004) en ’Film Socialisme’ (2010).
Prijzen
Jean-Luc Godard kreeg in 1965 op het Filmfestival van Berlijn een Gouden Beer voor ’Alphaville’. Vijf jaar daarvoor had hij de Gouden Beer voor beste regisseur in de wacht gesleept, met name voor ’A bout de souffle’. De cineast ontving op het Filmfestival van Venetië in 1982 een ere-Gouden Leeuw en een jaar later de Gouden Film voor beste film, met name ’Prénom Carmen’. Hij zag zich in 1987 en 1998 bekroond met twee ere-Césars. In 2010 was voor hem een ere-Oscar weggelegd voor heel zijn carrière.