Hoe opgelucht ben je dat je de draad van je show weer kan oppikken na de coronapauze?
Heb je sinds de laatste voorstelling gesleuteld aan de inhoud of is die onaangeroerd gebleven?
«De structuur is altijd dezelfde – de ruggengraat zijn de audio- en beeldfragmenten – maar de invulling varieert. Bij bepaalde passages betrek ik het publiek, wat het verloop van die segmenten onvoorspelbaar maakt. Dat maakt het voor mij heel plezant, want op die manier is elke voorstelling anders. Zonder interactie met het publiek sta ik daar gewoon mijn tekst af te dreunen.»
De show staat bol van de sappige anekdotes. Zelf heb je in je 20-jarige carrière bij Studio Brussel een schat aan verhalen verzameld over het reilen en zeilen in de muziekwereld. Welke criteria heb je gehanteerd bij de selectie voor je voorstelling?
«De verhalen die in de show aan bod komen hebben gemeen dat ze me allemaal persoonlijk aangegrepen hebben. Omdat ze ontroerend, grappig of ronduit dwaas zijn. Daarnaast bestaat de show uit een bloemlezing van de boeiendste documentaires of beste fragmenten uit concertfilms die ik gezien heb. Het toffe daarbij is dat ik uit verschillende vaatjes tap qua genres en invloeden, gaande van The Beatles en U2 over Elliott Smith en Metallica tot Noorse death metal. Ook al kent niemand die Noorse deathmetalband: als het verhaal sterk genoeg is, maakt je onderwerp weinig uit.» «De inspiratie voor de anekdotes heb ik geput uit mijn ervaringen in de backstage van festivals, bijzondere interviews of ontmoetingen met artiesten op speciale plaatsen. Sommige verhalen heb ik vanop de eerste rij meegemaakt omdat ik erbij was, maar ik wou het ook niet enkel over mezelf hebben – vandaar dat de show ingekleed is met beeld- en audiofragmenten. Muziekjournalisten durven weleens in een egotrip te verglijden en te vergeten dat hun werk om de muzikant draait, niet om henzelf. Het feit dat ik wereldartiesten mag interviewen zie ik niet als een bijzondere verdienste: als er al plaats is voor de Belgische muziekpers op de interviewagenda van grote namen, belandt die accreditatie meestal bij de openbare omroep. Omdat ik vaak de enige kandidaat ben, krijg ik die opdrachten op mijn bord. Tot mijn grote vreugde overigens, want voor een muziekliefhebber zoals ik is het een droomjob. Het cliché dat ik van mijn hobby mijn beroep heb kunnen maken is treffend in mijn geval, want ook mijn vrije tijd is grotendeels aan muziek gewijd: naast muziek luisteren en naar concerten gaan, duik ik bijvoorbeeld vaak in muziekbiografieën.»
Wat was voor jou de meest bijzondere ontmoeting met een artiest die je tot nu toe gehad hebt?
«Toen ik halsoverkop naar Marokko mocht vliegen voor een interview met U2. Die doen bijna nooit interviews, dus dat was op zich al uitzonderlijk. Het gesprek vond plaats in de volkswijken van Fez, tussen de kraampjes, en werd twee keer onderbroken door gebedsoproepen die door de luidsprekers van een minaret in de buurt schalden. U2 was gealarmeerd door wijze raad die Brian Eno (producer van U2, nvdr.) hen ooit had toevertrouwd: zet geluidsopnames altijd stop als er een minaret in de buurt van jetje geeft, want je weet nooit wat die luidsprekers allemaal uitkramen. De man had ooit een opname van zulke minarettenklanken gebruikt om sfeer te creëren op een plaat. Achteraf bleek er op die opname vrij fundamentalistische praat te staan.»
Je hebt het in je show over ontmoetingen met levende muzieklegendes, maar wie zijn jouw persoonlijke muzikale idolen?
«Paul McCartney. Ik heb hem nooit ontmoet, maar hij heeft wel eens van ver geknikt naar mij toen hij het podium opwandelde van Werchter. Mijn opvatting is dat de muziek waar je in je jeugd naar luisterde voor altijd in je leven aanwezig blijft. Ook al maken die artiesten mindere platen: je zal ze altijd blijven steunen. Ik had in mijn puberjaren een zwak voor Oasis, toen de groep furore maakte met ‘Definitely Maybe’ en ‘(What's the Story) Morning Glory?’. Ik zat in de laatste jaren van het middelbaar en ging met twee gelijkgestemde vrienden naar concerten van Oasis: dat zijn ervaringen die bijblijven. Akkoord, hun latere platen waren niet altijd even fantastisch, maar de Gallaghers blijven wel intrigeren. Ze zitten nooit om een grappige of domme uitspraak verlegen, wat het boeiend maakt om hen te blijven volgen. Ook Paul Weller is zo’n jeugdheld van mij. Toen ik hem ontmoette bleek hij een stugge gast, maar tegelijk had hij ook wel mijn sympathie.» «Weet je: ze zeggen altijd ‘
Welke hero zou je absoluut nog willen ontmoeten voor je de pijp uitgaat?
«Het is verleidelijk om Paul McCartney te antwoorden, maar ergens wil ik dat ook niet. Zijn status maakt dat hij overal waar hij komt wordt aangeklampt. De man verschuilt zich dan ook achter een soort publieke persona. Ik heb hem nog nooit normaal zien doen in interviews; hij speelt altijd een rolletje. Wie ik dan wel zou willen ontmoeten, goh…
‘For Those About to Rock I Salute You’ strijkt vanavond neer in CC Zwaneberg in Heist-op-den-Berg. Voor latere tourdata en tickets kan je terecht op