Toen de mens duizenden jaren geleden katten begon te adopteren en domesticeren, had dat een niet te voorziene invloed op het leven én de anatomie van de kat. Met name hun hersengrootte en schedel krompen nadat de schattige poesjes introkken bij de mens. Wetenschappers vermoedden al een lange tijd dat het krimpen van hersenen een standaard proces is wanneer zoogdieren gedomesticeerd worden, maar vaak kon de vergelijking tussen hersenen maar moeilijk gemaakt worden op basis van oude en moeilijk toegankelijke literatuur.
Het nieuwe onderzoek van het wetenschappelijke tijdschrift Royal Society Open Science herhaalde nu een reeks oudere studies uit 1960 en 1970 over de hersengrootte van gedomesticeerde katten. Daarbij onderzochten ze wilde katten, gedomesticeerde katten en ‘hybrides’, katten die tussen wilde katten en gedomesticeerde katten in zitten.
Kleine tamme breins
De studie bevestigde dat de schedels van gedomesticeerde inderdaad kleiner waren dan die van de wilde katten. Die kleinere schedels wijzen bijgevolg ook op kleinere hersenen. De hybride katten hadden daarnaast ook een schedelgrootte die tussen de wilde kat en gedomesticeerde kat in zat.
De wetenschappers vermoeden dat doordat katten tammer worden, ze minder cellen moeten produceren die te maken hebben met angst, waardoor de schedel en hersenen konden krimpen. Al benadrukken ze dat nog extra onderzoek nodig is om het proces van domesticatie beter te begrijpen en hun hypotheses extra af te toetsen.