SOUNDCHECK. Metejoor: «Ik hoop dat ik nooit moet terugkeren naar mijn oude job als turnleraar»

SOUNDCHECK. Metejoor: «Ik hoop dat ik nooit moet terugkeren naar mijn oude job als turnleraar»
Foto J. Jacobs

Werkte het therapeutisch om ‘Eigen Schuld’ te schrijven, een nummer over je relatiebreuk?

Joris van Rossem: «Ja, eigenlijk wel. Als ik een nummer schrijf, heeft dat altijd een dubbel doel. In eerste instantie doe ik het voor mezelf om iets een plaats te geven. Op dat moment weet ik nog niet of ik het al dan niet ga uitbrengen. Nadien beluister ik het dagenlang en beslis ik later wel of ik het op het album meeneem. In tweede instantie wil ik dat een nummer heel persoonlijk is, maar toch breed genoeg zodat mensen zichzelf erin kunnen vinden. Als je op het podium een nummer zingt en je ziet mensen geëmotioneerd raken - lachen of wenen - dan weet ik dat ze een eigen gevoel hebben bij hun eigen verhaal.»

Het inzingen van het nummer zal wel met de nodige emoties gepaard gegaan zijn?

«Ik heb het bewust maar twee en een half keer ingezongen. Meestal neem ik een nummer dagenlang op en behouden we de beste stukjes. Maar hoe vaker je iets inzingt, hoe meer het een robotje wordt dat begint te zingen. Bij ‘Eigen Schuld’ wilde ik de echte emotie en tranen erin houden. Ik moest gewoon voelen dat het pijn doet. Na de opname kwam Stefan (van Leijsen, die samen met Sasha Rangas ‘The Companions’ vormt, het vaste schrijversduo van Metejoor; nvdr.) de studio binnen, nam hij me vast en zei hij in tranen: ‘Het is goed’. Ik vond dat zo’n mooi moment. Ik voelde meteen dat we iets gemaakt hadden waarvan we heel tevreden zijn. We hebben gekozen voor de emotie en nu ik merk dat het bij heel veel mensen iets teweegbrengt, weet ik dat dat de goede keuze was.»

Wat vond je ex-vriendin van het nummer?

«Ze heeft het gehoord en ze vond het mooi. Dat was voor mij belangrijk. Daar ben ik echt blij om. Het nummer leeft nu zijn eigen leven. Onlangs kreeg ik een bericht van iemand die ruzie had met haar moeder en elkaar daardoor niet meer zien. Ze zei dat ‘Eigen Schuld’ exact weergaf wat ze voelde. Ik dacht: ‘Kijk, dat kan dus óók nog’.»

In ‘Het Pleintje’ zing je: ‘Kon ik maar teruggaan naar het pleintje, het waren zorgeloze tijden’. Ben je nostalgisch naar je kinderjaren?

«In heel het album schuilt een beetje nostalgie. Toen ik ‘Het Pleintje’ en ‘De Zijlijn’ maakte, besefte ik dat ik die kant aan het opgaan was, dat ik terugdacht aan vroeger. Dus besloten we om die lijn door te trekken in het hele album. Het pleintje waarover ik zing ligt zo’n vijftig meter van mijn ouderlijke woning. We hadden daar destijds een kamp gebouwd en elke dag leerde je daar wel iemand anders kennen. Dat ging allemaal nog zo spontaan, zonder smartphones. Zo onbezonnen. Het enige dat kon tegenvallen, was dat je misschien eens niet mocht meespelen. Mijn vader zei altijd: ‘Geniet er nu maar van, want later gaat het anders zijn’. Als kind besef je dat niet, maar nu dus wel. Dat je met het ouder worden wel veel meer kopzorgen hebt. Als ik nu mijn ouders bezoek, rij ik altijd langs dat pleintje. Dat geeft me een leuk gevoel omdat ik daar zo’n fijne momenten beleefd heb.»

Ook nadien kon je gaan en staan waar je wou. Sinds je twee jaar geleden je job als turnleraar inwisselde voor een fulltime zangcarrière en iedereen je herkent, is dat misschien een beetje anders?

«Ik ben nu inderdaad iets beperkter in mijn vrijheden. Niet dat ik elke avond het varken wil uithangen, maar als je ergens naartoe gaat, hou ik daar wel rekening mee. Als je met je vrienden of met je vriendin buitenkomt, wil je samen leuke dingen doen en niet de hele tijd aangesproken worden voor een foto. Langs de andere kant is dat dan ook weer prettig, want je fans appreciëren wat je doet en je betekent iets voor hen. Dat is dus altijd een moeilijke afweging. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tegenwoordig vaker thuis blijf en vrienden uitnodig zodat ik geen mensen moet teleurstellen als ik even niet op de foto kan.»

Zie je je ooit nog terugkeren naar je job als turnleraar?

«Nee, ik hoop dat die dag nooit moet komen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik die job niet graag deed, maar dan zou ik afscheid moeten nemen van wat ik nu doe. Ik sta op een podium, deel mijn gevoel met mensen en zij koppelen daar hun verhaal aan. De emoties die daarbij vrijkomen, dat is zo mooi om te zien. Dan voel ik dat ik toch nog iets kan betekenen. Op school kon dat ook, voor kinderen en hun ouders. Maar nu bereik ik heel Vlaanderen en Nederland met iets wat ik graag doe. Dat is wel straf, hoor.»

In het nummer ‘De Zijlijn’ horen we dat je het gevoel had dat je nooit goed genoeg was. Heb je veel kritiek te verwerken gekregen?

«Dat is eigenlijk het trieste van de zaak. Ik heb weinig kritiek ontvangen in mijn leven, maar ik was altijd bezig met wat mensen van mij zouden denken. Toen ik als jong gastje voetbalde bij KV Turnhout kregen we soms punten na de match. Dat boezemde me angst in. Dat lag aan mezelf, want niet iedereen vond dat lastig. Als ik het gevoel had dat ik een slechte wedstrijd had gespeeld, durfde ik de kantine niet binnengaan. Als kind al, dus dat is eigenlijk heel erg. Ik was toen nog niet matuur en sterk genoeg om te denken dat ik met die feedback aan de slag moest gaan en de volgende keer gewoon beter mijn best moest doen. In ‘De Zijlijn’ trek ik die lijn door naar het verdere leven. Tijdens een sollicitatie word je beoordeeld op een gesprek van een halfuur; als je naar een danscafé gaat, oordelen mensen ook heel oppervlakkig over hoe je eruitziet. En nu, als mediafiguur, staan er ook nog steeds mensen aan de zijlijn die het wel of niet goed vinden. Dat is gewoon zo en daar moeten we mee leren leven. Maar het is soms ook grappig. Zo kwam ik onlangs een voetbaltrainer tegen die zei: ‘Vroeger was je bang voor twintig mensen en nu sta je in het Sportpaleis. Waar ben je mee bezig?!’. Ik denk dat dat vooral te maken had met het feit dat als je voetbalt en je iets fout doet, je andere mensen ongelukkig maakt. Ik had daar een hekel aan. Als ik nu iets niet goed doe, dan is dat enkel mijn probleem. Je gaat op het podium nooit iets dramatisch meemaken waardoor niemand meer kan spelen.»

Je zus Lisa, die onder haar artiestennaam LEEZ een eigen zangcarrière heeft, staat mee op jouw podium. Niet alleen als achtergrondzangeres, want het nummer ‘Schaduw’ – een cover van ‘Shallow’ uit de film ‘A Star is Born’ – zingt ze samen met jou. Heb je altijd een goede band gehad met haar?

«Lisa en ik zijn twee handen op één buik, maar dat kan ook weleens twee vuisten op één buik zijn. (lacht) Da’s typisch aan een broer-zusrelatie, hé. Zij zat vroeger graag in de zetel een film te kijken terwijl ik voortdurend de drang had om te presteren. Dat frustreerde me. Ik had zoiets van: ‘doe iets met uw leven’. Maar ergens was ik ook jaloers op haar, want ik wilde die je-m'en-fous-mentaliteit ook kunnen hebben. En zij wou dan misschien iets meer van mijn gedrevenheid najagen. Maar zij had zoveel durf die ik niet in mij had. Ze deed zonder enige aarzeling mee aan ‘Eurosong For Kids’ en ‘The Voice van Vlaanderen’ en schopte het daar tot in de finale of werd topfavoriete terwijl ik mijn weg eerder zocht binnen mijn comfortzone: sporten, want zingen durfde ik niet meteen. Nu voelen we elkaar heel goed aan en is het fijn dat we die gemeenschappelijke passie kunnen delen. En als zij een mindere dag heeft, dan doe ik er net wat meer bij, en andersom. Het is iets uniek en best wel sterk, ja.»

In het nummer ‘Mag Ik Verdrietig Zijn’ vraag je eigenlijk of je je emoties wel mag tonen. Heb je daar vaak moeite mee gehad?

«Ze noemden mij vroeger weleens ‘den bleiter’ van de vriendengroep. Ik wil mensen altijd knuffelen en laat bij het minste een traan, van blijdschap of verdriet. In het begin lachten mensen daar soms mee, maar daar heb ik mij nooit iets van aangetrokken. Ik snap dat sommige mensen zich niet voortdurend door hun emoties laten leiden, maar mij geeft dat een veilig gevoel. Nu ik in de muziekwereld zit, wordt er verwacht dat ik altijd dolgelukkig lijk voor de buitenwereld. Toen ik een tijdje geleden door een extreem drukke periode ging, was het voor mij even te veel. Ik overwoog om een aantal concerten af te zeggen om aan mezelf te werken, maar dat kon ik de mensen die kwamen kijken niet aandoen. Uiteindelijk heb ik die optredens gewoon laten doorgaan, maar ik wilde over dat gevoel wel een nummer schrijven. Dat ik ook weleens verdrietig moet kunnen zijn, ook al kijkt iedereen mee.»

Is er een nummer dat er voor jou keer op keer inhakt?

«Er zijn er twee. ‘De Zijlijn’ wilde ik al heel lang uitbrengen, maar het kwam er pas nadat ik het verhaal vertelde aan Stef Bos tijdens ‘Liefde voor muziek’. Hij zei: ‘jongen, je hebt hier eigenlijk al een heel liedje geschreven’. En ook het nummer ‘Stapelbed’, over mijn goede vriend Tim die enkele jaren geleden overleden is. Een paar weken later zouden we samen een optreden van Marco Borsato bijwonen in het Sportpaleis. Ik ben toen met zijn vrienden gaan kijken. Ik zei tegen hen: ‘Ooit sta ik hier en zing ik een liedje voor Tim’. Ook aan zijn doodskist heb ik hem dat beloofd. Dat was nog voor ik bekend werd met Metejoor, maar ik moest en zou een doel hebben. Ik heb dat nummer met voorbedachten rade op mijn album gezet. Niet alleen om het een plek te geven, maar ook omdat ik die belofte binnenkort kan waarmaken in het Sportpaleis. Zijn foto zal daar in het groot te zien zijn terwijl ik het nummer breng, in het bijzijn van zijn ouders en vrienden. Dat gaat een heel speciaal moment worden. Ofwel breek ik – en dan is dat maar zo, dan doe ik het opnieuw – ofwel sla ik me er vol vertrouwen door en kan ik zeggen: ‘Kijk, jongen, dit is voor u’. Ik hoop gewoon dat er een minutenlang applaus volgt. Dat zou zo mooi zijn.»

Het Sportpaleis, dat is toch nog iets anders dan het gemiddelde podium. Krijg je al zenuwen als je daaraan denkt?

«Het is jaren geleden dat ik nog eens echt zenuwachtig was. In het begin had ik veel last van de zenuwen, maar de afgelopen jaren beperkt het zich tot gezonde stress vlak voor een optreden. Maar als ik nu ’s morgens wakker word en besef dat het moment steeds dichterbij komt, breekt het angstzweet me uit bij de gedachte dat ik alle teksten van het nieuwe album nog vanbuiten moet leren. Normaal doe ik een show zo’n 50 keer per jaar en na het derde optreden gaat het allemaal vlotjes, maar nu moet het meteen raak zijn. Ik heb de afgelopen zomer op enkele concerten gespeeld waar ook zo’n 20.000 mensen waren, maar in het Sportpaleis komen ze wel allemaal speciaal voor mij. Net zoals bij elk optreden wil je een goede show geven, maar hier moet het een totale beleving worden. Het wordt sowieso wel een Sportpaleis vol liefde voor elkaar, dat weet ik nu al.»

Onlangs gooide een fan een beha naar jou op het podium. Was dat het gekste dat je al meegemaakt hebt tijdens een optreden?

«Op het podium maak ik weinig gekke dingen mee. Ik heb een aanhang die heel veel respect heeft en gewoon naar de liedjes wil luisteren. Met mijn band maak ik wel soms zotte dingen mee. Zelf hou ik ook weleens graag een percussiemomentje. Ooit legden mijn bandleden bloemsuiker op mijn djembé. Het resultaat? Geen geluid en veel bloem in de lucht. En minstens even memorabel: ik merk dat ons publiek steeds breder en breder wordt. Dan gebeurt het dat je plots stoere motards, nog gehuld in motorpak, luidkeels ‘Dit Is Wat Mijn Mama Zei’ ziet meezingen. Ik vind het geweldig dat het allemaal gebeurt.»

Als er één ding is dat je je fans wil meegeven in het leven, wat zou dat zijn?

«Durf te doen, want door veel te doen ga je ook durven. En daarnaast: wat ik bezing in mijn eerste nummer ‘Kom Dichterbij’. Ik vergelijk onze maatschappij vaak met een café waar mensen op een stoeltje zitten en net geen bordje omhooghouden als er iemand voorbijkomt. Ik kan daar niet goed mee om. Daarom: kijk niet naar kleur, gender of geloof, maar zie in elke mens iets goeds.»

‘Joris’, het nieuwe album van Metejoor, is HIER te bestellen en te beluisteren via onder meer Spotify en Apple Music. Op vrijdag 3 en zaterdag 4 november staat Metejoor in het Sportpaleis. Tickets zijn te verkrijgen via www.sportpaleis.be.

Alles wat je wilt weten vind je op Metrotime.be