Je personage, Pierre Goldman, moest in de jaren 1970 voor de rechter verschijnen omdat hij bij een fout gelopen overval twee apothekeressen vermoord zou hebben. Mag je stellen dat hij zijn proces gebruikte om de mensen te dwingen naar hem te luisteren?
Arieh Worthalter: «Absoluut! Maar hij wil zich in de eerste plaats verdedigen, denk ik. Hij voert geen show op, ook al krijg je soms de indruk dat hij zich gedraagt als een showman. Uiteindelijk is hij wel aan het vechten tegen de doodstraf. Dat mag je niet vergeten. Die hoogdravendheid en air van superioriteit zijn niet meer dan zijn manier om te communiceren. Waarschijnlijk omdat hij een diep gebrek aan zelfvertrouwen heeft. Zijn taalvaardigheid en gevatheid zijn het wapen waarmee hij zich verdedigt. Als hij spreekt, is hij aan het vechten zonder vuisten of geweer.»
Je hebt een heel specifieke lichaamstaal en dictie ontwikkeld voor deze rol. Hoe heb je dat aangepakt?
«Ik heb me uren- en dagenlang in mijn woonkamer geïnstalleerd met het scenario en met het boek dat Goldman had geschreven toen hij eerder in de gevangenis zat (‘Souvenirs d’un Juif polonais né en France’, verschenen in 1975, nvdr.). Ik heb er tijd over laten gaan en plots gebeurde er iets in mij. Het had iets mystieks, om eerlijk te zijn. Uiteindelijk kwam die eigenaardige lichamelijkheid tevoorschijn. Zijn lichaamshouding, zijn uitstraling en de manier waarop hij luistert naar alles wat hem omringt. Ik denk dat niets hem ontging. Geen enkel woord, geen enkele blik.»
In de film zegt Goldman dat hij niet berecht wil worden om wie hij is, maar om wat hij gedaan heeft. Toch focust het proces zich lang op de man zelf.
«En het is een enorme opgave om een mens in zijn totaliteit te definiëren. Iedereen zegt dat hij een complexe persoon is. Daar ga ik mee akkoord, maar ik vind hem ook heel naïef en simpel. Als een kind bijna. Dat was voor mij de meest interessante kant van zijn persoonlijkheid om hem te benaderen en binnen te dringen in zijn geest. Iedereen is het erover eens dat hij slim, briljant, heftig en gewelddadig was. Hij wou een geweldenaar zijn. Maar ik denk dat hij achter die façade bijzonder gevoelig en kwetsbaar was. Dat heb ik toch willen toevoegen aan de rol. Uiteindelijk geeft dat iemand die zich heel tegenstrijdig gedraagt, die verscheurd wordt tussen woede en mildheid.»
Goldman gaat zelfs in discussie met zijn eigen advocaat. Hoe verklaar je dat?
«Ze waren allebei Asjkenazische Joden, maar ze hadden ervoor gekozen om het gewicht van de erfenis van de Holocaust op een andere manier op de schouders te dragen. Ik denk dat Goldman ergens jaloers was dat het hem niet was gelukt om er even redelijk mee om te gaan als zijn advocaat. Hem viel het enorm zwaar, terwijl de man die voor hem zat en hem moest verdedigen er veel gemakkelijker mee kon leven.»
Er hebben meer dan 200 figuranten deelgenomen aan de opnames van dit rechtbankdrama. Hoe ging je om met al die aandacht?
«De figuranten zijn voor mij evenzeer acteur als alle anderen. Ze waren er elke dag en Cédric (Kahn, de regisseur, nvdr.) had hun gevraagd om op alles te reageren. Maar hij had hen niet uitgelegd wat ze precies moesten doen. Ik had dus geen idee hoe mijn acteerwerk onthaald zou worden en ik voelde de druk, zowel van de mensen die aan de kant van de aanklager stonden als van het publiek dat de verdediging steunde. Als ik iets tegen de rechter zei en ik hoorde de enthousiaste of verontwaardigde reacties, dan kreeg ik kippenvel. Echt.»
Wat heeft deze film je bijgebracht over hoe een proces werkt en hoe belangrijk waarheid is?
«Er waren nauwelijks concrete bewijzen in die rechtszaak. In die tijd kon je achter de tralies belanden omdat X of Y je tegen het lijf was gelopen op straat. Ik vind het heel fascinerend om vanuit die invalshoek te kijken naar de constructies van onze samenleving en beschaving. We vinden het nodig om een oordeel te kunnen vellen, maar dat heeft ook iets monsterlijks. Hoe je het ook aanpakt.»
‘Le procès Goldman’ speelt nu in de zalen.
Alles wat je wilt weten vind je op metrotime.be