Het zou gaan om gesigneerde en gedateerde portretten van Jan Willemsz. van der Pluym, een vermogende loodgieter uit Leiden, en zijn echtgenote Jaapgen Carels. Het echtpaar had banden met de kunstenaar. In het jaar dat Rembrandt hen portretteerde, in 1635, kocht het echtpaar een tuin naast die van Rembrandts moeder. De zoon van het echtpaar trouwde met een nicht van Rembrandt. Het enige kind uit dat huwelijk, zoon Karel van der Pluym, was een verdienstelijk schilder waarvan wordt verondersteld dat hij bij Rembrandt in de leer is gegaan.
Tweehonderd jaar onder het stof
Bijna tweehonderd jaar geleden, op 18 juni 1824, waren de bijna 20 centimeter hoge paneeltjes voor het laatst in het openbaar te zien. Dat was op een veiling bij Christie’s in Londen. Sindsdien zijn ze in bezit geweest van een onbekende Britse familie en hadden wetenschappers geen toegang tot de portretten.