Waarom heb je ervoor gekozen om het hoofdpersonage de job van turnlerares te geven?
Georgia Oakley: «Ik wist dat Jean hoe dan ook een lerares moest zijn, vanwege de uitstraling en de waarde van dat beroep. Toen ik me erin verdiepte, begon ik te beseffen hoe anders het moet zijn voor een queer lerares die fysiek bezig is met leerlingen dan voor iemand die gewoon voor de klas staat en pakweg wiskunde geeft. In de jaren 1980 had je ook nog overal gedeelde douches. Als je dan weet dat veel mensen uitgaan van de homofobe veronderstelling dat queer mensen per definitie seksueel agressief zijn, krijg je een bijzonder gespannen situatie. Iemand als Jean zal zich zeer bewust zijn van dat vooroordeel en zich dus heel ongemakkelijk voelen tussen die lichamen.»
In de eerste scène geeft Jean haar leerlingen uitleg over de vecht-of-vluchtreactie. Is dat in wezen de essentie van de hele film?
«Eigenlijk is dat niet het hele verhaal, want je kunt op drie manieren reageren op gevaar: vechten, vluchten of bevriezen. En Jean is iemand die vooral bevriest. Ik wou iets vertellen over hoe ieder van ons verschillende maskers draagt. Afhankelijk van de situatie waarin we ons bevinden en de mensen met wie we omgaan, spelen we verschillende rollen. Jean beweegt zich tussen heel diverse werelden en plaatsen. Door de hele toestand rond Section 28 (een wet die «de promotie van homoseksualiteit» door lokale overheden verbiedt, nvdr.) moest ze dat nog meer doen dan anders.»
Ben je gaan praten met leraars die het meegemaakt hebben?
«Zeker, en die bevestigden wat ik dacht. De enigen die de moed konden opbrengen om uit de kast te komen, waren leraars van academische krachten of invalleraarkrachten. En ze woonden doorgaans in Londen of het zuiden van Engeland. Queer turnleraars uit het noorden van het land hielden de lippen stijf op elkaar, zeker in die tijd. En ze zeiden allemaal dat ze door toedoen van die wet, Section 28, worstelden met toenemende geestelijke gezondheidsproblemen.»
Nochtans heeft er nooit één leraar effectief zijn job verloren door die wet.
«Er was één leraar in Bradford die ontslagen werd om zijn geaardheid, maar hij werd enkele weken later weer aangenomen. In principe heb je dus gelijk. Alleen deden er toen zoveel geruchten de ronde over leraars die aan de deur waren gezet en kwam het zoveel in het nieuws dat het niets uitmaakte. Het idee dat je ontslagen kon worden, woog zwaar genoeg. Het was een zwaard van Damocles dat constant boven je hoofd hing. Niemand durfde het risico te nemen. Het maakt de hele situatie eigenlijk dubbel zo triest.»
Je hoofdactrice, Rosy McEwen, is geweldig in de film. Maar het valt ook op hoe sterk jullie op elkaar lijken. Is dat toeval?
(lacht) «Je bent niet de eerste die het zegt. Ik heb het nooit gezien, en Rosy eigenlijk ook niet. Ik kan alleen zeggen dat ik veel van mezelf in het personage van Jean heb gestopt, en in alle andere personages. Een vriend van me verwoordde het ooit mooi: ‘Een film is als een Russische pop, en elk van de personage vertegenwoordigt een andere kant van jezelf’. Dat klopt helemaal.»
Was je voor de rol van Jean op zoek naar een bepaald fysiek type?
«Nee, ik heb Rosy gekozen voor de energie die ze uitstraalt. Ik had van bij het begin een Nicole Kidman-achtig type in gedachten, iemand die veel onderliggende angst kan weergeven en toch afstandelijk blijven. Rosie is als een zwaan. Ze gedraagt zich anders en kan heel veel communiceren met weinig expressie. Ik ben heel blij dat ik haar gevonden heb.»
‘Blue Jean’ speelt nu in de zalen.