Er was eens, in een land heel ver hiervandaan, nabij de top van een vulkaan, een berglandschap dat bezaaid was met een leger sneeuwmonsters. Ze komen elke winter en smelten wanneer de lente nadert.
Het klinkt als een kindersprookje, maar vrees niet: de monsters zijn het gevolg van een bijzonder natuurfenomeen. In de noordelijke berggebieden van Japan groeit een bepaalde soort spar die voldoende winterhard is om de brandende zomers en ijskoude winters te doorstaan. Van eind december tot half maart razen de gure Siberische winden over de Noord-Japanse Zee en de westelijke vlakten van Yamagata, en beuken in op deze beboste berghellingen. In het gebied rond Zao laten de ijskoude winden twee tot drie meter sneeuw op de grond vallen en doen ze ook de dennenbomen bevriezen door condensatie. Ook pikken de sterke, hoge winden water uit een nabijgelegen meer op, dat op de takken belandt en bevriest.
‘Juhyo’-effect
De zeldzame combinatie van atmosferische omstandigheden en boomvariëteit creëert het ‘juhyo’-effect: een aanhoudende cyclus van ijsaccumulatie die de dennenbomen omtovert in torenhoge, onheilspellende figuren van sneeuw en ijs.
Nabij de top van de vulkaan Zao in Japan, zo’n 354 kilometer ten noorden van Tokio, lokken de sneeuwmonsters veel kijklustigen. Sommige sneeuwfiguren worden ‘s nachts kleurrijk belicht. De sneeuwcreaturen worden beschouwd als Japans beste winterattractie.