In 1631 kwam de ‘overspelige’ of ‘zondaarsbijbel’ ter aarde. Slechts duizend kopijen werden ervan gemaakt, maar toen de tikfout een jaar later ontdekt werd, mochten de drukkers Robert Barker en Martin Lucas wel het een en het ander gaan uitleggen aan Karel I van Engeland. In een proces voor de rechtbank werden ze berispt voor hun aanstootgevende tikfout en slordig werk. Ze kregen een enorme boete van 300 dollar en verloren hun druklicentie. Het leeuwendeel van de Bijbels werd vernietigd, maar zo’n twintig ketterse exemplaren overleefden de brandstapel.
Merkwaardige ontdekking
Wetenschappers buigen zich al heel lang over de vraag hoe zo’n tikfout kon gebeuren. Is het sabotage van een rivaliserende drukker? Of waren er besparingen op het aantal kopiisten? Het is in ieder geval duidelijk waarom een vondst zoals deze in Nieuw-Zeeland voer geeft voor debat aan wetenschappers.
«Dat er een ketterse bijbel gevonden werd in Christchurch is gewoonweg merkwaardig», zegt professor mediëvistiek Chris Jones, van de University of Canterbury, aan The Guardian. Het is tenslotte de eerste keer dat de Bijbel gevonden werd in het zuidelijk halfrond. Ze hebben de Bijbel al van 2018 in hun bezit, maar besloten om het nieuws nog niet naar buiten te brengen tot ze voldoende onderzoek gedaan hadden.
Mysterie
De familie van een student van Jones had de Bijbel kunnen kopen na een boedelverkoop van een overledene, de Britse boekenbinder Don Hampshire, die naar Christchurch verhuisde vanuit het Verenigd Koninkrijk in 2009. Door de zeldzaamheid van het object twijfelde de student of het om een authentiek exemplaar ging, maar dat was wel degelijk het geval. «Ik was door het dolle heen», aldus Jones. Het is wel nog onduidelijk hoe de Bijbel in het bezit kwam van Don Hampshire.