Onderzoekers van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) kregen in 2016 de hele Nederlandse amateurcollectie cadeau, waaronder ook de bewuste haaienkaak, die nog gedeeltelijk in een stuk rots verankerd zat. «Dat was een geluk», zegt KBIN-paleontoloog Sébastien Olive. «Aan de hand van de rots rond de kaak konden we het fossiel bij benadering dateren in het Boven-Devoon, meer bepaald het Laat-Famenniaan. De afzettingen gebeurden in een periode dat het Ardense massief nog verzonken lag in een diepe zee. Er zijn verschillende gelijkaardige afzettingen uit diezelfde periode, en omdat we het fossiel niet zelf hadden gevonden, was het niet mogelijk om de precieze stratigrafische positie van het fossiel te achterhalen. Gelukkig kennen we de geologie van de steengroeve in de Ourthevallei erg goed en dateren al die zandsteenafzettingen min of meer uit dezelfde periode.»
Oudste kraakbeenfossiel
De rechter onderkaak is daarmee het oudste kraakbeenfossiel van een haai uit Europa. Gelijkaardige vondsten van een dergelijke leeftijd werden voorlopig enkel in Australië en de Verenigde Staten gedaan. Van haaien vindt men meestal alleen tanden terug, soms wat schubben of stekels.
«De haai, van wie het kaakbeen afkomstig was, behoorde tot de familie van de Ctenacanthidae, relatief forse haaien die een lengte van 2,5 m konden bereiken», zegt Olive. «Het exemplaar in kwestie zal ongeveer 1,8 meter lang zijn geweest. Dat kunnen we afleiden uit de grootte van de onderkaak die 22,5 cm lang en 8,5 cm hoog is. De precieze afmetingen konden we enkel bepalen na het maken van een 3D-scan van het fossiel in de rots.»
Haai was prooi
Naar verluidt leefden de haaien in die tijd in een vijandige omgeving. Ze waren geliefde prooien van veel grotere gepantserde roofvissen of placodermen. Die werden tot acht meter lang en waren de eerste gewervelden die een onderkaak en primitieve tanden hadden. «Waarschijnlijk is dat een van de redenen waarom we zo weinig goede oude haaienfossielen vinden», denkt Olive. «Veel haaienresten waren er niet om te fossilieren: ze waren met weinig en de haaien die toen rondzwommen maakten veel kans door de placodermen te worden opgepeuzeld. De haaienpopulaties stonden daardoor ook onder een constante druk. Hun echte evolutie en diversificatie zou pas plaatsvinden na het uitsterven van hun predatoren in het Carboon, tussen 360 en 300 miljoen jaar geleden.»
De aanwezigheid van haaien in het Devoon in België was al bekend door de vondst van zowel tandbeen als glazuur van talrijke tanden. Die conserveren beter dan kraakbeen, dat snel afbreekt of wordt opgeruimd door aaseters. Ook de sedimenten waarin het fossiel is gevonden, voornamelijk arkosische zandsteen, zijn doorgaans slecht voor het fossiliseren van kraakbeen. «De vondst is dus uitzonderlijk, en maakt misschien de weg vrij voor andere ontdekkingen in de regio», hoopt Olive.
Het artikel werd gepubliceerd in Journal of Vertebrate Paleontology.