Bij immuuntherapie wordt het immuunsysteem van de patiënt gebruikt om te vechten tegen kanker. Het voordeel is dat het immuunsysteem ‘een geheugen’ kan opbouwen tegen kankercellen, en zo langdurige bescherming kan bieden. Immuuntherapie lijkt een goede behandeling voor patiënten met verschillende soorten kanker, maar slaat niet bij iedereen even goed aan. Hoe dit komt, was tot hiertoe een raadsel.
Ernstige neveneffecten vermijden
«Het kan gevaarlijk zijn immuuntherapie te beschouwen als een one-size-fits-all-behandeling voor alle kankerpatiënten», zegt professor Abhishek Garg (KU Leuven-Departement Cellulaire en Moleculaire Geneeskunde). «Preselectie van patiënten is noodzakelijk om ernstige neveneffecten door ongeschikte immuuntherapie te vermijden. Bovendien gaat kostbare tijd verloren om een meer werkzame behandeling op te starten. Daarom zijn biomerkers nodig op basis waarvan we kunnen voorspellen of immuuntherapie geschikt is voor die specifieke patiënt of kanker.»
In de studie vergeleken de onderzoekers de immunologische omgeving van verschillende tumoren en konden twee soorten onderscheiden. De immunologische omgeving van de eerste soort, met onder andere melanomen, blaaskanker en longkanker, bevatte typische, gekende cellen die immuuntherapie ondersteunen. Patiënten in deze groep toonden doorgaans goede resultaten na behandeling met immuuntherapie.
In de tweede groep, met onder andere glioblastoma (hersentumor) en eierstokkanker, was dit niet het geval. Er waren indicaties dat de aanval tegen kankercellen net onderdrukt werd. Door de verschillende immunologische omgevingen te vergelijken met patiëntdata, konden de onderzoekers biomerkers identificeren op afweercellen, T-cellen, die het slagen van immuuntherapie kunnen helpen voorspellen.
Andere aanpak
Vooral bij patiënten met glioblastoma vonden de onderzoekers T-cellen terug die in te slechte staat zijn om op bestaande immuuntherapieën te reageren. Het onderzoek toont dat mensen met glioblastoma of eierstokkanker niet gebaat zijn met de huidige immuuntherapie.
Zij hebben ofwel nood aan een ander type van immuuntherapie, of zouden geholpen kunnen worden door een antikankervaccin. Zo’n vaccin zou de toestand van de T-cellen in de omgeving van de tumor kunnen verbeteren, waardoor ze wel op de huidige immuuntherapie reageren.
«Verder onderzoek is nodig om deze pistes te onderzoeken en na te gaan hoe we een antikankervaccin zouden kunnen combineren met immuun- of chemotherapie», zegt professor Garg. «Deze studie is alvast een grote stap voorwaarts in het definiëren van de juiste biomerkers.»