Een debat over de herinvoering van de militaire dienstplicht is «een denkoefening die de moeite waard is gezien de situatie». Dat stelde admiraal Michel Hofman, de chef Defensie (CHOD), zaterdag in ’L’histore continue’, een programma op de RTBF-radiozender La Première. Die bedenking kwam er niet toevallig niet lang nadat Rusland op illegale wijze Oekraïense gebieden annexeerde en 300.000 reservisten opriep. «De huidige geopolitieke, geostrategische situatie betekent dat het mogelijk nodig is om ons in elk geval te verdedigen, misschien niet op het nationale grondgebied, maar minstens op het grondgebied van de NAVO of het Europese continent», zei admiraal Hofman. «Dat kan eventueel de nood om mensen opnieuw op te roepen rechtvaardigen.»
Al snel daarna bleek evenwel dat de dienstplicht niet voor morgen is. «Het moet misschien worden overwogen, maar het is onmogelijk om het morgen of in de nabije toekomst opnieuw in te voeren», zei de defensiestaf, verwijzend naar een gebrek aan budget, infrastructuur, materiaal en uitrusting. Hetzelfde geluid klinkt bij minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS). «De militaire dienst is noch op de agenda vandaag, noch op tafel», zegt de minister. «We moeten ons volledig inzetten op het pad van de-escalatie.»
De staat van Defensie
Maar stel nu dat het conflict toch escaleert, wie moet dan opdraven? In tegenstelling tot Rusland (of Oekraïne) is de militaire dienstplicht in België niet langer verplicht sinds die in 1992 werd opgeschort. Als ons land in een oorlog zou belanden, zou België dus moeten vertrouwen op zijn leger van beroepssoldaten. In 2021 telde onze Defensie 25.000 actieve personeelsleden, verdeeld over vier componenten: Land, Lucht, Marine en Medisch. Daarbovenop komen nog eens 5.878 reservisten, waarvan 2.540 in de getrainde reserve en 3.338 in de ongetrainde reserve. Die groep heeft een militaire opleiding afgerond en keert nog enkele dagen per jaar terug naar Defensie. In geval van oorlog, kan België die reservisten als eerste oproepen ter versterking. Minister Dedonder zou in dat geval ook kunnen eisen dat die reservisten het land niet verlaten.
Burgers naar het front?
Als die om en bij de 30.000 leden niet volstaan, kan België zijn burgers dwingen deel te nemen aan het gewapende conflict. Dan moet de staat van oorlog en de staat van beleg afgekondigd worden zodat België zijn burgers kan mobiliseren. Dat kan enkel en alleen als er onvoldoende vrijwillige aanmeldingen zijn. Bovendien zouden die burgers of nieuwe soldaten natuurlijk niet aan het front staan, nuanceert expert in Europese Defensie André Dumoulin in La Dernière Heure. «Ze zouden bijvoorbeeld worden ingezet in medische eenheden of verantwoordelijk zijn voor zoneverdediging.»
De Belgische Defensie staat evenwel niet stil. Zo raakte in september bekend dat ze in 2023 4.210 nieuwe personeelsleden willen rekruteren, een recordaantal. Daarvan zijn 2.500 vacatures voor militairen. Het gaat om 300 vacatures voor officieren, 950 voor onderofficieren en 1.250 voor soldaten en matrozen. Behalve die jobs stelt Defensie ook nog 760 functies voor burgerpersoneelsleden en 950 voor reservemilitairen open.
Minister Dedonder werkt intussen eveneens aan een plan om de vrijwillige dienst van collectief nut (DCN) in te voeren, een bepaling die in 2007 door de regering-Verhofstadt II werd bedacht, maar nooit werd uitgevoerd. Volgens de website van de Belgische overheid ging het toen om «een dienst van collectief nut», waarbij ze jonge werkzoekenden of mensen met een uitkering laten «deelnemen aan nuttige taken van openbaar belang». Hun taken zouden evenwel van «strikt burgerlijke aard» zijn. Er komen dus geen wapens aan te pas. Die dienst moet vooral dienen om hen kennis te laten maken met Defensie. De vrijwillige dienst van collectief nut moet volgens het kabinet van Dedonder het levenslicht zien in 2023.
In België was er een algemene militaire dienstplicht voor mannen vanaf 1913. In 1992 werd die opgeschort, maar niet afgeschaft. Mocht de dienstplicht heringevoerd worden, zou die anno 2022 alvast op een andere manier ingedeeld moeten worden. Een van de vaakst terugkerende argumenten om die plicht niet in te voeren, is tenslotte dat het leger nood heeft aan andere profielen dan vorige eeuw. Zo zijn er veel meer hoogtechnische beroepen nodig. Niet iedereen komt daarvoor in aanmerking. Daarbovenop zijn die vaardigheden niet zomaar aan te leren op enkele maanden tijd. Niemand weet met andere woorden op dit moment hoe die dienstplicht er precies uit zou moeten zien. Wel wordt geregeld gesproken over het Zweedse model, waarbij zowel mannen als vrouwen opgeroepen worden. Vervolgens volgt een selectie. Wie die doorstaat, krijgt een jaar lang een basisopleiding.